Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend71. Aan J. Cats. (K.A.)Ga naar voetnoot5)Dese cleyne Bedenckinghen en docht my niet, dat den dach behoorden te zien, sonder alvorens de proeve van V.E. cloecke oordeel in eenigerhande maniere te hebben wederstaen. Tot dien eynde neme ick de stouticheyt van V.E. deselve te presenteren, eer se noch onder de werelt verstroyt werden ende in onwetende berispers handen geraecken. Mogelyck wat V.E. daerin zoude mogen vinden, daeromme sy voorsichtelycker verdruckt dan ruchtbaer gemaeckt mochten worden. Ten deele sal se V.E. ontfangen voor een slechte dancksegginge ende erkentenisse van de eere ende vruntschap, daerin ick my sonderlingh aen V.E. verbonden houde, als neffens andere mede deelachtich geweest hebbende aen 't aengename geschenck, daermede het V.E. onlancx gelieft heeft ons huysgesin te vereerenGa naar voetnoot6). |
|