Stede-stemmen en dorpen

[p. 30]

Den stemmenden steden van Holland ende West-vriesland geluck^(opschrift)

Soo scheid' V Nijd noch Tijd, soo werd' hy noyt geboren¹
Die naer uw' schande tracht, die van uw' scha' will' hooren,²
Getrouwe Susteren, hoort yeder van 't geluyd³
Van uw' bekende Stem den weerslagh op mijn' Luyt,^3/44
Mijn' onbekende Luyt, maer best-genegen Snaeren⁵
Ten roem van uwen naem en hoorens waerde maeren.^5/6
't En is niet of ick 't Sout, of 't Water t'Zeewaerd droegh;⁷
Men vindt en siet en kent sich selven noyt genoegh.
Soo verr ben ick u nut. En, vraeght ghy naer 't vermaecken,⁹
Hoe veiler kont ghy daer, hoe naerder aengeraecken,
Die onder 't ruyme dack van 't all-gemeen gewelf
Geen waerdiger gesicht kont vinden als u self?^10/12

(opschrift) stemmenden:
1. de steden die stemmen, stemrecht hebben.
2. sprekende: de steden die spreken, die zelf hier aan het woord zijn.

1 Soo ... soo: zoals - zo ook.
Vert.: Zoals noch de afgunst noch de tijd u moge scheiden, zo ook hoop ik dat hij nooit geboren moge worden.

2 tracht: verlangt, streeft (uw schande beoogt).

3 Getrouwe Susteren: aanspreking van de stemhebbende steden; apokoinou: hoort zowel bij het voorgaande als het volgende.

3/4 hoort ... op mijn' Luyt: luistert ieder naar de weerslag van het geluid van uw bekende stem op mijn luit.
't geluyd ... Stem:
1. de stem die gij uitbrengt in de Staten;
2. uw bekende spreken (het zijn sprekende steden, ze doen van zich horen).

4 den weerslagh op mijn' Luyt: bedoeld wordt: de gedichten die H. over de steden gemaakt heeft.

5 Mijn' onbekende Luyt: beoogt een uiting van bescheidenheid t.a.v. zichzelf te zijn.

5/6 maer ... maeren: maar de snaren die zeer genegen zijn tot de roem van uw naam (die erg graag uw naam willen roemen) en berichten (omtrent u) die waard zijn om gehoord te worden.

7 't En is niet of: het is niet alsof ...
ick 't Sout ... droegh: nl. alsof ik iets nutteloos deed; dat dit niet het geval is, blijkt uit vs. 8.

9 Opm.: de auteur spreekt over het tweeërlei oogmerk waaraan poëzie toentertijd moest voldoen: nut en vermaak.

10/12 (En als gij (steden) naar het vermaak vraagt), hoe kunt gij daar veiliger, hoe langs een kortere weg aan komen, gij die (immers) onder de ruime hemelkoepel geen waardiger aanblik kunt vinden dan u zelf? (niets kunt aantreffen dat waardiger is om naar te kijken dan u zelf?).