Achilles
(1964)–Balthazar Huydecoper– Auteursrechtelijk beschermdEerste tooneel.
brizeïs, cephize.
brizeïs
WAar dwaalen wy? Ik zie geen' menschen. Zyn zy allen,
Die zo lang rustten, op den vyand uitgevallen?
'k Zie geen' beweeging; ik hoor niet het minst geluid.
1430[regelnummer]
Barst nu, 'k ben eens alleen, myn' traanen, barst nu uit.
'k Geef u een vryen loop. In welke zwaarigheden
Stort zich een stervling niet, die eens het spoor der redenGa naar voetnoot1432
Verlaat, en, door de drift vervoerd van zynen zin,Ga naar voetnoot1433
Te bits in 't haaten, of te teêr is in zyn' min!
1435[regelnummer]
Achilles gramschap kost zyn waardsten vriend het leeven.
Nu wordt hy weder door een nieuwen toorn gedreeven;
Wil alles onderstaan, tot koeling van zyn moed,Ga naar voetnoot1437
Eerst in Held Hectors, dan in Agamemnons bloed.
Strydt hy dan voor den Griek, of voor de Frigiaanen?
1440[regelnummer]
Maar ach! myn' liefde geeft my grooter stof tot traanen.
Toen ik myn Vaderland zag vallen, groote Goôn!
Waarom moest gy my toen bewaaren? welk een hoon
| |
[pagina 89]
| |
Heb ik in 't Grieksche heir, na dien tyd, niet geleden!
Maar 't was eerst een begin van myn' rampzaligheden.
1445[regelnummer]
Die hand, die mynen Heer, myn waarden Bedgenoot,
Die myne vrienden, die myn' Broederen ter dood
Gebragt heeft, kus ik zelve, ô schande! en staa verlegen,Ga naar voetnoot1447
Dat zy myn' vyanden weerhoudt in hunnen zegen.Ga naar voetnoot1448
Was 't, al op één tyd te verliezen, niet genoeg
1450[regelnummer]
Voor een' rampzaalge vrouw! Maar neen, Brizeïs droeg
Haar noodlot met geduld, en dacht, door vroome klagten,
En een' sneeuwitte deugd, die rampen te verzachten.
Maar, ach! die deugd lydt zelve ook schipbreuk in het end.
'k Aanbid den oorsprong van myn' droefheid en elend;
1455[regelnummer]
'k Smeek hem, met traanen in 't gezigt, dat hy zich wapen',
Om 't overschot myns lands met zyne legerknaapen
Te vallen op het lyf, en gansch te roeijen uit;Ga naar voetnoot1447
En 'k zucht, om dat hy 't oor voor myn' gebeden sluit:Ga naar voetnoot1448
Ja noem hem zelve wreed, wyl hy my durft ontzeggen,
1460[regelnummer]
De stad, op myn verzoek, in puin en asch te leggen.
cephize
De vroomsten zien zich 't meest door 't los geval bestreênGa naar voetnoot1461
Gy zyt geene oorzaak van uw' wederwaardigheên.
brizeïs
Zo noch Achilles my bemint, gelyk voor deezen,
't Is waar, 'k heb reden om myn' droefheid te geneezen.
1465[regelnummer]
Maar hebt gy niet gezien, noch zelfs van deezen dag,
Met welk een trots, met wat verachting hy my zag?
Hoe streng hy my geboodt zyn byzyn weer te ontvluchten;
En hebt gy hem, zelfs op dat woord, wel eens zien zuchten?
Dit smart my 't meest van al, dat 'k my moet zien versmaad
1470[regelnummer]
Van hem, om wien ik zelf myne eer en pligt verraad.
| |
[pagina 90]
| |
cephize
't Was echter, om aan u zyn' trouwe min te toonen,
Toen Agamemnon hem bestondt zo fel te hoonen,Ga naar voetnoot1472
Dat hy den stryd verliet, en rustte nacht en dag,
Hoe groot de nood ook was, daar hy ons alle in zag.
1475[regelnummer]
Hy klaagde, dat hy uw gezigt zo lang moest derven.Ga naar voetnoot1475
brizeïs
Hy klaagde, dat hy geen' voldoening kon verwerven.
Brizeïs niet te zien, was hem een' kleine smart;
Maar zo lang zonder wraak te blyven, trof zyn hart.
Maar ach! hoe wordt myn' ziel thans tusschen hoop en vreezen
1480[regelnummer]
Gedreeven! Weet gy niet, wat de oorzaak toch mag weezen,
Dat Agamemnon my belast heeft, aanstonds weêrGa naar voetnoot1481
Te keeren naar de tent van mynen Held?
cephize
Wanneer
Achilles 't sterflot van zyn halsvriend hadt vernomen,
Is hy, vervoerd van toorn, terstond in 't veld gekomen,
1485[regelnummer]
Om weer ten stryd te gaan. Ik weet alleen, dat hy
Den Veldheer is ontmoet in deeze raazery,Ga naar voetnoot1486
En hem gesprooken heeft in 't aanzien van de Helden.
Het overige zal ons Phenix mooglyk melden.
Ik zie hem naderen.
brizeïs
Ach! hadt Achilles steeds
1490[regelnummer]
De lessen van dien man gevolgd, van wat al leeds
Hadt hy zich zelf bevryd?
| |
[pagina 91]
| |
Tweede tooneel.
brizeïs, phenix, cephize
brizeïs
ACh! troost my in myn lyden,
Getrouwe Phenix! mag ik me op uw' komst verblyden?
Waar is Achilles? waar de Veldheer? Om wat reên
Zondt Agamemnon my terstond weer herwaarts heen?Ga naar voetnoot1494
phenix
1495[regelnummer]
Droog uwe traanen af, Mevrouw; houd op van schreien
Het einde nadert van uw' rampen. 'k durf my vleien,
Dat, zo Achilles het geluk heeft, dat zyn' hand.
Het vreesselyke staal in Hectors boezem plant,
Hy, die ons zynen wrok zo bitter deedt beweenen,
1500[regelnummer]
Zich in het kort weer met den Veldheer zal vereenen.Ga naar voetnoot1500
brizeïs
't Is waar, Achilles hand is dapper: maar de kracht
Van braaven Hector wordt niet veiliglyk veracht.
Als dit de grond is, daar 'k myn' blyschap op moet bouwen;
'k Beken, dat 'k op die hoop my weinig durf betrouwen.
1505[regelnummer]
De Zoon van Priam, met de wapens van myn Held,
In 't midden van zyn volk, en meester van het veld,
Strydt met te groot een moed voor Trojes hooge wallen.
En schoon hem 't los geluk al tegen wilde vallen,Ga naar voetnoot1508
Hoe kan Achilles hand hem toch beletten, dat
1510[regelnummer]
Hy zyne woede ontwyke, en vlucht' tot in de stad?
Maar heeft Achilles met den Veldheer reeds gesproken?
| |
[pagina 92]
| |
phenix
Toen Hectors woênde hand Patroclus hadt doorstoken,
Begaf ons heir zich straks ter vlucht. de FrigiaanGa naar voetnoot1513
Dorst op een nieuw zyn klaauw aan onze schepen slaan.
1515[regelnummer]
Hy was reeds bezig, met de vlam daar in te steeken,
Wanneer Achilles kwam, om zynen vriend te wreeken.
De Vorsten waren reeds vergaderd by de vloot;
En pleegden t'zaamen raad, wat hun in deezen nood
Te doen stondt. Nestors en Held Tydeus braave zoonenGa naar voetnoot1519
1520[regelnummer]
Staan midden in den kring, schoon zwaar gekwetst, en toonen,
Zelfs door hun voorbeeld noch, hoe elk zyn Vaderland
Behoort ten dienst te staan. De Veldheer, met zyn' hand
In eenen sluyer, zoekt, terwijl hy niet kan stryden,Ga naar voetnoot1523
Door goeden raad, de vloot en 't leger te bevryden.
1525[regelnummer]
In deezen staat treedt hem Achilles te gemoet.Ga naar voetnoot1525
Zyne oogen schitteren van gramschap; gansch verwoed
Toen hy den Veldheer zag, en hem begon te naderen.
Het wraakvuur deedt hem 't bloed meer kooken in zyne aderen.
Hy vliegt straks naar hem toe, en, slaande zyne handGa naar voetnoot1529
1530[regelnummer]
Aan 't zwaard, barst hy dus uit: O pest van 't Vaderland!
Boet, boet uw lust nu in Achilles heldentraanen!
Verheug u in 't geluk der snoode Frigiaanen!
Maar gy zult u niet lang verblyden in myn' smart.
Verweer u, of ik dryf u 't staal door 't snoode hart.
1535[regelnummer]
De schim van mynen vriend rust eer niet, voor myn' handen
In 't bloed van Hector, en in 't uwe, zyne schanden
Weer hebben afgewischt.Ga naar voetnoot1537
brizeïs
Helaas! wat gaat my aan!Ga naar voetnoot1538
Weerhield hem niemand dan? Heeft hy het stuk begaan?
| |
[pagina 93]
| |
phenix
Vrees niet, Mevrouw. De wyze Ulysses, en de Helden,
1540[regelnummer]
Een afschrik hebbende van zulk een' wreedheid, stelden
Zich voor den Veldheer, die, tot zyn geluk, gewond,
Niet magtig was, dat hy dien vyand wederstondt.Ga naar voetnoot1542
Ulysses vat het woord, zoekt voor hem te beweeren,Ga naar voetnoot1543
Hoe hy zyn grooten naam en deugden zoude onteeren,
1545[regelnummer]
Zo hy hem aantastte, en dorst kwetsen, die zyn' hand
Gebragt hadt buiten staat, door 't stryden voor zyn land.
Toont hem in 't korte ook, hoe de Veldheer zy genegen,
Zich weder met hem te verzoenen; hoe de zegenGa naar voetnoot1548
Der Trojers zyne hulp vereischte voor de vloot.
1550[regelnummer]
Vorst Agamemnon zelf, bewoogen door den nood
Van 't bange Vaderland, treedt hem stoutmoedig nader,
En spreekt hem minlyk aan: Gy scheldt my voor verraader,
Achilles; my, die al gedaan heb, wat ik kon,
Op hoop, dat ik in 't einde uw' trotsheid eens verwon.
1555[regelnummer]
Ik deed myn pligt; maar noch zal ik u klaarer blyken
Doen zien, hoe min ik dacht, u te verongelyken.Ga naar voetnoot1556
Zo spreekt hy, en beveelt met eenen, dat me u aan
Zou zeggen, aanstonds naar Achilles tent te gaan.
Straks vliegt Achilles voort, en laat zich, onder 't scheiden,
1560[regelnummer]
Dus hooren: Groote Goôn! wilt myne hand geleiden!
Gunt my 't geluk, dat ik, wanhoopende en verwoed,
Myn wraakvuur blusschen moge in Hectors heldenbloed!
Of, vaart hy voort, zyn oog op Agamemnon slaande,
Is 't sterflot van dien Held voor my noch niet aanstaande,
1565[regelnummer]
En kan hy myne woede ontvluchten in dien nood,
Uw bloed zal mynen vriend verzoenen, na zyn' dood.
Gy zult het offer zyn, dat ik voor hem zal slachten.
Zo spreekt hy; en begeeft zich, moedig op zyn' krachten,Ga naar voetnoot1568
Straks, met het overschot van zyne benden, naar
1570[regelnummer]
Het heetste van den stryd, het grootste van 't gevaar.
| |
[pagina 94]
| |
k Verwacht den Veldheer hier, die, knarssende op zyn' tanden,
Noch roemt, tot heil van 't land, zo groot een' smaad en schandenGa naar voetnoot1572
Te lyden. echter doet hy beter, als uw Held,
Die 's lands welvaaren min, als eige glorie, telt.
brizeïs
1575[regelnummer]
Helaas! myn vriend; men zal den eersten mensch noch vinden,
Die zich door geene drift noch hartstocht laat verblinden.
Hoe schoon, hoe heerlyk zoude Achilles heldendeugd
Niet blinken door 't heelal; indien hy van zyn' jeugd
Wat minder hadt betrouwd op zyn' gevreesde krachten!
1580[regelnummer]
Nu wil hy, dat hem elk, als zynen Heer, zal achten,
Om dat de Godspraak hem voorspeld heeft, dat zyn' hand
Het moedig Troje zal doen vallen in het zand.
Maar ach! gy weet myn' liefde, en kend zyn aard en zeden.
Mag ik staat maaken op zyn' gunste en tederheden?
1565[regelnummer]
Bemint Achilles my? Heb ik wel 't minste deel
In zynen toorn gehad?
phenix
O ja, Mevrouw; zeer veel.
Ik heb hem dikwils, om uw afzyn, hooren klaagen.
Gy kunt, geloof me, gy kunt hem alleen behaagen.
brizeïs
Dit stelt my weer gerust. Ik vreesde in deezen staat,
1590[regelnummer]
Dat zyne liefde ook was geweeken voor zyn haat.
phenix
Ik zie den Veldheer van het Grieksche leger komen.
brizeïs
Goôn! die den trotsen aard der menschen kunt betoomen,
En dwingen naar uw zin! behaagt u myn gebed,
Bevredigt het gemoed van Held Achilles metGa naar voetnoot1594
1595[regelnummer]
Den Koning van Mycene, op dat ik zelve mede
Myn' blyschap eindlyk zie herbloeien door hun vrede!
| |
[pagina 95]
| |
Derde tooneel.
agamemnon, met zyn' rechte hand in eenen sluyer,brizeïs, ulysses, phenix, cephize.
agamemnon
MEvrouw, het lot moet zich verklaaren in het end.Ga naar voetnoot1597
Wy sneuvlen deezen dag in de algemeene elend,
Of zien den traagen val van Trojes muuren naderen.
1600[regelnummer]
Achilles, dien het bloed aan 't kooken raakte in de aderen,
Op 't hooren van de dood van zynen waardsten vrind,
Recht thans een bloedbad aan, terwyl hy, gansch verblindGa naar voetnoot1602
Door wanhoop, en door rouw verwoed, en uitgelaaten,Ga naar voetnoot1603
Door 't veld vliegt. Duizend van de dapperste soldaaten
1605[regelnummer]
Zyn niet bekwaam, hem te weerhouden in zyn vaart.
Zo 't gunstig noodlot thans dien grooten Held niet spaart,
Zo mogen we ons, bedekt met oneere en met schanden,
Begeeven met de vloot naar afgelegen' stranden.
'k Beken het ongelyk, dat ik hem heb gedaan;
1610[regelnummer]
En mooglyk weet ge, dat, toen hy ten stryd zou gaan,
Hy my ontmoette; met wat dolheid, met wat tooren,
Hy my zyn fellen haat, en zucht tot wraak deedt hooren;
Hoe hy my zelve, hadt Ulysses 't niet belet,
Zyn bloedig zwaard alreeds hadt op de borst gezet.
1615[regelnummer]
'k Weet, ik heb niet veel goeds van zyne komst te wachten.
'k Zal echter poogen, om zyn' gramschap te verzachten,
Hier blyven, tot ik hem zie keeren uit het veld,
En niet meêr vreezen voor zyn' woede, noch geweld.
Den ramp, dien 't Grieksche volk nu zo lang heeft geleden,
1620[regelnummer]
Heb ik voortkomen zien uit onze oneenigheden.
Dees twist heeft hem en my reeds duur genoeg gestaan.
't Wordt tyd, dat elk van ons zich eenmaal zie voldaan,
| |
[pagina 96]
| |
Dat we ons bevredigen, en 't Grieksche leger toonen,Ga naar voetnoot1623
Hoe zeer wy wenschen, hen in 't einde te verschoonen.Ga naar voetnoot1624
1625[regelnummer]
Maar ach! wat kan ik doen, 't geen ik niet heb bezocht?Ga naar voetnoot1625
Wat heeft dien wreeden tot bedaaren oit gebrogt?
Dien toomeloozen, die, door ydele gedachten
Vervoerd, waant, dat hem elk, gelyk een God, moet achten:
Schoon ik van 't algemeen, naar billykheid en eisch,
1630[regelnummer]
Als Hoofd van 't Grieksche heir benoemd ben op deez' reis.
Doch 't gaa, zo 't wil! ik zal myn' vyandschap vergeeten.
En, Goden, heb ik my in mynen pligt gekweeten;Ga naar voetnoot1632
Zo is myn' ziel gerust, en zal, zelfs na haar' dood,
Vertroosting vinden in uw' goedheid, daar geen nood,
1635[regelnummer]
Geen' wraakzucht van een mensch my immer zal doen beeven.
'k Voel reeds dien bittren haat uit myn gemoed verdreeven.
'k Voel een' voorspelling van een heerlyker geluk.
Dat dan Achilles 't zwaard in Hectors boezem drukk',
Op dat de vyanden zich eens voor ons verneêren,
1640[regelnummer]
En Grieken in het eind....Ga naar voetnoot1640
cephize
'k Zie Alcimus, myn' Heeren.Ga naar voetnoot1641
't Schynt uit zyn iever, of een' zaak van groot gewigtGa naar voetnoot1642
Hem aanperst. 'k Lees de vreugd uit zyn vernoegd gezigt.
| |
Vierde tooneel.
agamemnon, ulysses, brizeïs, phenix, cephize, alcimus.
alcimus
NOit zaagt gy d'ondergang zo na van Trojes wallen,
Myn Heer. De Hemel geef dat zy in 't korte vallen!Ga naar voetnoot1644
| |
[pagina 97]
| |
agamemnon
1645[regelnummer]
Wat tyding brengt gy ons? spreek, Alcimus. wel aan:
Verhaal my in het kort, hoe alles is gegaan.
alcimus
Gy zaagt hoe Peleus zoon, verwoed door wraak en tooren,
Den vyand viel op 't lyf. Zo ras de Trojers hooren,
Dat hy weer in het veld gekeerd is, en hem zien,
1650[regelnummer]
Zag ik hen gansch verbaasd naar hunne vesten vliên.Ga naar voetnoot1650
De schrik was algemeen. hoe Hector schreeuwde en raasde,
't Was alles vruchteloos. zyn' stem kon die verbaasde
Niet wederhouden, noch doen stilstaan in hun vlucht.
De Grieken heffen een gejuich aan, dat de lucht
1655[regelnummer]
Weergalmt aan allen kant, waardoor de vyand meerder
Verslaagen wordt. 't Was nu geen stryd meer; 't was veel eerder
Een schrikkelyke moord. Geen twintig Grieken zyn
Gekwetst, daar duizenden van Trojers, door de pyn,
En 't missen van hun bloed, verzwakt, het veld beverven.Ga naar voetnoot1659
1660[regelnummer]
Die 't niet ontvluchten kan, mag geen' genaê verwerven.
Achilles midd'lerwyl zoekt Hector. Deeze Held,
Die niet gewoon was, zonder wederstand, het veld
Te ruimen, wykt; maar zo, dat hy, zelfs onder 't wyken,
Veel, die hem naderen, doet storten op de lyken.
1665[regelnummer]
Maar hadt hy minder moed, en meerder vrees, gehad,
Licht was hy met zyn volk gekomen in de stad.
De Koning Priam zelve, op 't hoogste van zyn' wallen
Gestegen, ziet zyn volk, d'een na den and'ren, vallen;
Laat straks, om meerder schade en onheil te verhoên,Ga naar voetnoot1669
1670[regelnummer]
De poort ontsluiten, om den vluchteling het woên
Des Griekschen legerknaaps, is 't mogelyk, te onttrekken.
De dappre Hector, die zyn roem niet wil bevlekken,
Komt vluchtende achter aan, en strydt noch, daar hy vlucht.
Achilles volgt hem na, en doet de ruime luchtGa naar voetnoot1674-1675
| |
[pagina 98]
| |
1675[regelnummer]
Weergalmen op zyn naam: doch weet het zo te maaken,
Dat Hector eindlyk niet weêr by zyn volk kan raaken,
Noch nadren aan de poort; snydt hem den toegang af,
En wapent zynen arm tot een' gestrenge straf.
't Verbaasde volk, dat reeds 't geweer hadt weg gesmeeten,Ga naar voetnoot1679
1680[regelnummer]
Hadt ook 't gevaar van dien beminden Held vergeeten,
En, durvende zyn oog niet wenden achter uit,
Laat hem Achilles woede en raazerny ten buit.
Hy roept vergeefsch om hulp, ontsluit te laat zyne oogen,
En ziet zyn' reukloosheid. De Grieken, noch bewoogenGa naar voetnoot1684
1685[regelnummer]
Door 't droevig noodlot van Patroclus, vallen aan,
Om alle te gelyk zyn moorder te verslaan.
Maar neen: Achilles deugd kan dit geweld niet lyden.
Zyn' wraak wil, dat hy zelve alleen met hem zal stryden;
Verbiedt zyn' troepen hem te naderen, en treedt
1690[regelnummer]
Naar zynen vyand toe, den oorsprong van zyn leed.
't Zien van zyn' wapenen, daar Hector mede pronkte,
't Herdenken aan de dood van zynen vriend, ontvonkte
Zyn' gramschap meer en meer. in 't eind barst hy dus uit:
Gy hebt u lang genoeg gesierd met deezen buit,
1695[regelnummer]
Ontmenschte moorder van den waardsten myner vrinden!
Gy zult in myne hand een' strenge wreekster vinden.
Of de uwe zal my zelve op deeze plaats verslaan.
Zo spreekt hy, en valt straks op zynen vyand aan.Ga naar voetnoot1698
Maar Hector, gansch verschrikt, en ziende zich begeevenGa naar voetnoot1699
1700[regelnummer]
Van allen bystand, laat zyn oog noch eenmaal zweeven
Naar Trojes hoogen wal, of hy in deezen nood
Noch eenige uitkomst zag, tot uitstel van zyn' dood.
Maar vruchtloos. Hy verweert zich eindlyk; doch zyn' krachten
Verflaauwen langs hoe meer. In 't eind barst hy in klagtenGa naar voetnoot1704
1705[regelnummer]
En droeve zuchten uit, terwyl Achilles hand
Hem wond op wond geeft, en doet storten in het zand.
| |
[pagina 99]
| |
Hy bidt hem stervende, dat hy zyn koud gebeente,
Tot troost zyns vaders, en der droevige gemeente,
Wil zenden naar de stad. Achilles ziet hem aan;
1710[regelnummer]
En spreekt: Ontmenschte! eerst moet myn wraakvuur zyn voldaan.
Gy hebt Patroclus ook mishandeld, na zyn sterven.
Gy zult, zelfs na uw' dood, van my geen' gunst verwerven.
Zo spreekt hy, en dryft hem het staal dwars door het hart,
En Hector eindigt, met zyn leeven, zyne smart.
agamemnon
1715[regelnummer]
Laat nu Achilles wraak voldaan zyn, groote Goden!
Laat hy myn' vriendschap, die ik hem heb aangeboden,
Aanvaarden! en dat hy in 't eind bemerke, hoe
De twist der Grooten 't volk strekt tot een geesselroe!
alcimus
Achilles, niet voldaan, dat hy hem van het leeven
1720[regelnummer]
Beroofd hadt, roept zyn volk by een, die, aangedreeven
Door wraakzucht, op het lyk noch woeden in dien staat,
Daar hy het zelve geeft ten prooie aan hunnen haat.
In 't einde ontwapent hy 't, en bindt het met zyn' voeten
Aan zynen wagen vast, om dus den Vorst te ontmoeten,Ga naar voetnoot1724
1725[regelnummer]
Die, met Andromaché, de Huisvrouw van dien Held,
Dit schouwspel aanzag van de muuren, en 't geweld
Van Peleus zoon vervloekte, en Hemel, Zee en Aarde
Tot wraak riep over een' zo wreede en zo ontaarde
Onmenschlykheid. Ik zag Andromaché, verwoed,Ga naar voetnoot1729
1730[regelnummer]
Haar' kleed'ren scheuren, en alreeds met d'eenen voet
Op Trojes muur, om dus van boven neer te springen,
En Hectors moorder 't staal in 't wreede hart te wringen,
Of op het lyk haars mans te sterven. Het geween
Weergalmde van den wal, langs veld en oever heen;
1735[regelnummer]
Terwyl Achilles 't lyk, gebonden aan zyn wagen,
| |
[pagina 100]
| |
Door bloed en etter sleept. Alle oogen, die dit zagen,
Betuigen, ik beken 't, een afkeer van zyn doen.
Hy stoort zich nergens aan, en vaart steeds voort in 't woen.
Hier wordt een geluid van veld muziek gehoord.
ulysses
Hy nadert reeds. Ik kan het juichen onderscheiden
1740[regelnummer]
Der troepen.
agamemnon
Laat ons hier dien grooten Held verbeiden,
En toonen hem, in plaats van afgunst en van nyd,
Hoe we alle, om zynen roem en glorie, zyn verblyd.
ulysses
Hy komt. Het heldenvuur straalt hem nog uit zyne oogen.
| |
Vyfde tooneel.
achilles, agamemnon, ulysses, brizeïs, phenix, alcimus, automedon, cephize.
agamemnnon
ZYt welkom, braave Held! dank zy uw groot vermogen,Ga naar voetnoot1744
1745[regelnummer]
Dat Grieken zich op nieuw in staat ziet, Trojes walGa naar voetnoot1745
En poort te nadren, als voor heen, door Hectors val!
achilles
Vind ik u hier, myn Heer? en u, Mevrouw?
| |
[pagina 101]
| |
agamemnon
In 't ende
Is myne ziel geraakt door de algemeene elende
Van onze troepen; en ik zie dat Griekenland
1750[regelnummer]
Zyn heil te wachten hebbe alleen van uwe hand.
Gekwetst, en magtloos, om my zelven te verweeren,
Zag 'k my van u gedreigd. Nu ik u weêr zie keeren,Ga naar voetnoot1752
Vertoon ik my voor u, en stel my zelven bloot
Voor uw' wraakgierigheid. Wat toeft gy nog? doorstoot
1755[regelnummer]
Dit vyandlyke hart; beroof my van het leeven,
Indien myn val uw' wraak voldoening weet te geeven.
Maar denk, dat zulk een' woede, een' gramschap, zo ontzind,
Om hoog een wreeker, in den Raad der Goden, vindt.
achilles
Geveinsde! die, om 't oog der werreld te misleiden,
1760[regelnummer]
Uw' valsche goedheid zoekt door 't leger te verspreiden,
Uw' vredelievendheid ten hoogsten top ophaalt,
En my, als een Tieran, voor ieders oogen maalt!Ga naar voetnoot1762
Was uw gemoed zo vroom, noit hadt gy durven denken,
't Ontzag, dat elk aan my verschuldigd is, te krenken.
1765[regelnummer]
Gy zyt het Hoofd van 't heir; maar uwe heerschappy
Strekt zich zo ver niet uit, dat die ook over my
Gebieden zou. Neen; 'k ben gekomen voor deez' wallen,
Om hen door myne hand ter neder te doen vallen:
Niet, om te luisteren naar Agamemnon; niet,
1770[regelnummer]
Om uit te voeren, 't geene een ander my gebiedt.
Neen: geen Mycener schryft Achilles zyn' geboden.
Ik stryd voor 't land; en doe alleen het geen de Goden
Van my begeeren.
agamemnon
Ik beken, 'k heb u gehoond.
Maar, heb ik myn berouw niet lang genoeg getoond:
| |
[pagina 102]
| |
1775[regelnummer]
En heeft het vaderland nog niet genoeg geleden
Om onze vyandschap, en bittre oneenigheden?
Wat heb ik in het eind te wachten? spreek myn Heer.
Gy zelve ziet; ik heb u reeds Brizeïs weêr
Ter hand gesteld; terwyl de giften....
achilles
't Zyn geen' giften,
1780[regelnummer]
Of gaaven; neen myn Heer, die myn gemoed en driften
Bevredigen.
agamemnon, zeer hevig
Wat wil Achilles dan? of is 't,
Na zo veel rampen, tot voldoening van dien twist,
Noch niet genoeg, dat Agamemnon u komt smeeken?
ulysses
Is myn' getrouwheid u, ô Helden, oit gebleeken,
1785[regelnummer]
En vond ge oit voordeel by myn' redenen en raad,Ga naar voetnoot1785
Hoort my noch eens, en denkt niet meêr om uwen haat:
En, schoon Ulysses tot geen Priester zy verkooren,
Versmaad de waarheid niet uit zynen mond te hooren.
Elk kent, ô Peleus zoon, uw' krachten in het veld.
1790[regelnummer]
Ook heeft de wyze mond van Calchas u voorspeld,Ga naar voetnoot1790
Dat uwe dapperheid den Troischen wal zou slechten:
En gy, gy hebt voor ons niet eerder willen vechten,
Voor Priams braafste Zoon Patroclus hadt geveld.
De dood van deezen vriend, dien weergaêloozen Held,
1795[regelnummer]
Kon uw gemoed alleen bewegen; toen wy zagen,
Hoe vaak de onnozelen de straffe moeten draagenGa naar voetnoot1796
Van 't geen een ander doet. Patroclus dappre hand
Zoude ook aan uwe zy noch stryden voor het land,
Indien de aanbieding van den Veldheer u hadt konnen
1800[regelnummer]
Vermurwen. maar wat hy, wat wy al t'zaam begonnen,
| |
[pagina 103]
| |
't Was alles vruchteloos. Het noodlot, en de Goôn,
Die gy getergd hebt, door 't onthouden van dien hoon,
Bewaarden u, op dat gy Troje zoudt verwinnen;
Maar straften u in hem, dien gy met harte en zinnen
1805[regelnummer]
Beminde. 't Godendom wist, dat zyn' dood alleen
U, na zo dol een toorn, weer brengen zou tot reên.Ga naar voetnoot1806
De Veldheer heeft gedaan (zo spreek ik zelf, zo spreeken
De troepen nevens my) om uwen toorn te breeken,
Al wat hem mooglyk was; en, heeft hy u gehoond,
1810[regelnummer]
Hy heeft u zyn berouw ook klaar genoeg getoond.
Maar toen geen mensch uw trots en fierheid kon verzachten,
Heeft u het Godendom in 't eind door sterker krachten
Gedwongen. Uwe ziel, geraakt door 't ongeluk
Van uwen waardsten vriend, verloschte ons uit den druk.
1815[regelnummer]
De Trojers die ons zelfs belegerden, zyn wederGa naar voetnoot1815
Gedreeven in de stad. de dappre Hector, neder
Geslaagen door uw arm, vervulde door zyn val
Het hart van Priam zelve, en Trojes veegen walGa naar voetnoot1818
Met eenen doodschen schrik. Wilt gy u nu bevredigen
1820[regelnummer]
Met Agamemnon, die wel eer u dorst beledigen;
Wilt gy, aan zyne zy, weer stryden in het veld,
Wy zien die trotse stad wel haast in ons geweld.Ga naar voetnoot1822
Wel aan, myn Heer, toon, dat uw' ziel naar recht en redenGa naar voetnoot1823
Noch luistert. ieder heeft zyn' zwakheid hier beneden.
1825[regelnummer]
Gelukkig, die zich noch verbetert, eer de haat
Der Goden hun geduld verwint! Dan is 't te laat.
achilles
Goôn! die my eindlyk geeft, myn blind gezigt te ontsluiten,Ga naar voetnoot1827
Wilt, met het einde van myn toorn, ook d'uwen stuiten!
Ik ben gestraft; en zie dat myne schuld, ô smart!
1830[regelnummer]
Patroclus, u het staal van Hector dreef door 't hart.
| |
[pagina 104]
| |
Helaas! uw dood zal myn gemoed altyd bezwaaren.
Moest, door myn' vriendschap, u dit onheil wedervaaren!
Kom, Agamemnon, kom! verzoenenwe ons! wel aan!
't Geen eens is uitgevoerd blyft te allen tyd gedaan.
1835[regelnummer]
Den dooden koenen wy het licht niet wedergeeven:
Maar laat ons zorgen voor de geene, die noch leeven.
't Volk heeft om onze schuld al smarts genoeg geleên.
Ik buig my eindlyk voor uw' vriendschap, en de reên.
'k Omhels u, als myn vriend, en zweer by 't hoofd der Goden,
1840[regelnummer]
Dat ik na deezen, meer als eertyds, uw' geboden
Betrachten zal. Laat ons een' vriendschap maaken, die
Geen jaar, geene eeuw na deeze oit weêr gebroken zie!
agamemnon
Goôn! spreekt Achilles mond zo vriendelyk een' rede!
Zyn wy op nieuw vereend door eene oprechte vrede!
1845[regelnummer]
Myn' ziel, door zulk een' vreugd verrukt, kan door den mond
Zich noch niet uiten. Lees, lees uit myn oog den grond
Myns harten. Gy, gy wilt ons wederom beschermen!
Gun, dat ik u myn vriend, moog' drukken in myne armen.
phenix
Nu heb ik lang genoeg, ô Goôn, geleefd op aard.
1850[regelnummer]
Achilles in het eind toont zich uw' gunst weer waard.
En gy, ô Helden, die uw' deugd paart met uw' krachten,
Die trotse stad zal u zo lang niet meer verachten.
achilles
En gy, Mevrouw, die vreesde in dees bedroefden staat,Ga naar voetnoot1853
Dat ge ook te duchten hadt voor mynen toorn en haat;
1855[regelnummer]
'k Omhels u, en wil u op nieuw weer welkom heeten
In myne tent. wil ook uw' droeve zorg vergeeten.
| |
[pagina 105]
| |
Achilles mint u, als voor heen. stel u gerust.
Myn' liefde groeit weer, nu myn' gramschap is gebluscht.
brizeïs
De deugd der vroomen kan voor korten tyd wel zwichten,
1860[regelnummer]
Maar 't vuur der reden zal haar altyd weer verlichten.Ga naar voetnoot1860
Gy keert dan weder tot de vriendschap, en myn' min!
Ach! ge eert te gunstig uw' gevange, en uw' slaavin.
achilles
Laat ons het leger straks deez' vriendschap ook doen weeten.Ga naar voetnoot1863
Het zal van stonden aan zyn ouden ramp vergeeten.
1865[regelnummer]
En laat ons in het heir een' prachtige offerand
Bereiden voor de Goôn, ten teken dat dees band
Van liefde en vriendschap door geen' twist weer zy te breeken.
De Goden moeten hem, die weer gehoond wordt, wreeken!
Patroclus, ach! zag ook uw oog dees zegen aan,
1870[regelnummer]
Wat zou 't me een' vreugde zyn! Ik heb uw' schim voldaan,
Maar ach! noch smart me uw' dood, en doet my droevig zuchten.
Gy stierft, gelyk een Held. men heeft u noit zien vluchten.
'k Zal ook eene uitvaart, naar de grootte van uw moed,
Voor u bereiden. 'k Zal uw lykvuur met het bloed
1875[regelnummer]
Van twalef edele Trojaanen, die ik beevend
In hunne vlucht gevat, en tot dien einde leevend
Bewaard heb, voor het laatst besprengen. In den tyd
Van twalef dagen zal geen Griek weer gaan ten stryd.
Het gansche leger zal met spelen uwe daaden
1880[regelnummer]
Verheerlyken; uw graf met groene lauwerbladen
Bevlechten. Ik zal zelf, met droefheid en geklag,
Het lyk van Hector aan myn wagen, dag aan dag,
In 't oog des Troischen muurs, rondom uw houtmyt voeren,Ga naar voetnoot1883
En sleepen langs het veld; om dus het hart te ontroerenGa naar voetnoot1884
1885[regelnummer]
Van Priam zelve. Och of hy 't aanzag van den wal!
Zo zuchte uw vyand zelf, Patroclus, om uw' val!
| |
[pagina 106]
| |
agamemnon
Verdeeld, verlooren wy veel duizenden van zielen.
Vereenigd, zyn we in staat den vyand te vernielen.
Onthouden wy dit beide! en, Goôn! geeft dat dees band
1890[regelnummer]
Van vriendschap noit weêr scheur' tot smart van 't Vaderland!
Einde van het vyfde en laatste Bedryf. |
|