Achilles
(1964)–Balthazar Huydecoper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |
Eerste tooneel.
Achilles, Phenix.
phenix
Wat zorgen zyn 't, myn Heer, die uwe ziel ontstellen?
Wat nieuwe rampen, die u zonder eind dus kwellen?Ga naar voetnoot2
De naare duisternis des nachts is noch niet ganschGa naar voetnoot3
Verdweenen, door de komst en aangenaamen glans
5[regelnummer]
Van 't lieve morgenlicht: de Grieken en Trojaanen,
Van gistren noch vermoeid, staan onder hunne vaanen
Noch niet geschaard ten stryde: en gy, gy hebt alreeds
De plaats van uwe rust, de vryplaats uwes leeds,Ga naar voetnoot8
Verlaaten, om alhier in eenzaamheid te zuchten,
10[regelnummer]
Schoon Troje van uw arm geen ramp meer heeft te duchten.
achilles
Is myn Patroclus noch niet weêrgekeerd?Ga naar voetnoot11
| |
[pagina 32]
| |
phenix
O neen.
achilles
Helaas! ik voel myn' ziel van eene vrees bestreên,Ga naar voetnoot12
Die ik noit heb gekend in 't felste van het stryden.
Rechtvaarde gramschap, wat doet gy myn' ziel niet lyden!Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Waar toeft gy, waarde vriend? ach! wierdt gy my ontroofd,
Zo miste ik al myn' vreugd. Hebt gy my niet beloofd,
Zo ras de staat u van het leger waar gebleeken,
Hier weer te keeren? en gy blyft! is dit een teken,
Dat myne bede u iets ter harte gaat? beloont
20[regelnummer]
Ge Achilles dus, die u zo zuivre een' vriendschap toont?
Een' vriendschap, door geen tyd, noch nyd, noch twist te breeken!
Maar Phenix, hoorde gy van gistren ook iets spreeken?
De woende Hector, met de bloem der Troische magt,Ga naar voetnoot23
Belegert ons thans zelve, is over onze grachtGa naar voetnoot24-25
25[regelnummer]
En schanssen heen gerukt; de muur legt neergeslaagen.
Dit is het, dat wy zelfs van onze schepen zagen.Ga naar voetnoot26
'k Heb één der Helden van ons leger, 'k weet niet wien,
Gekwetst, en doodelyk, zo 't scheen, getroffen, zien
Wegdraagen naar zyn' tent. Ik zuchtte om zyne wonden,
30[regelnummer]
En heb Patroclus, om te zien wie 't zy, gezonden
Naar 't slagveld, rookende van 't Grieksche en Troische bloed.
'k Verwachtte hem straks weer. Nu zucht myn bang gemoed,Ga naar voetnoot32
En vreest, of hy, misschien geraakt in 's vyands handen,
Die boodschap met zyn bloed betaald heeft.
phenix
Zucht ge, ô schanden,
35[regelnummer]
Alleenig om 't gevaar van éénen vriend, één man,
Die zelfs, naar allen schyn, noch levende is? en kan
| |
[pagina 33]
| |
Uw oog de nederlaag van 't gansche heir aanschouwen,
En blyven onvermurwd? Hoe zal het u berouwen,
Dat gy, die Troje alleen kost winnen door uw zwaard,
40[regelnummer]
Het zelve in tegendeel alleen behoudt en spaart;
Als 't droevig Grieken u, dien 't eertyds plagt te roemen,Ga naar voetnoot41
Den eengen oorsprong van zyn ondergang zal noemen;
U vloeken, om de dood van menig dappren Held,
Dien Hector, moedig door uw afzyn, heeft geveld!Ga naar voetnoot44
achilles
45[regelnummer]
'k Verdien, 'k beken het, dit verwyten; ja noch slimmer.Ga naar voetnoot45
Maar 'k heb het Godendom gezwooren, dat ik nimmer
Weer tegen Hector, en zyn volk, ten stryd zou gaan,
Zo lang zy hunnen klaauw niet aan myn' schepen slaan.
Myn' hand, wel eer zo graag naar 's vyands bloed te storten,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Vreest thans het leeven van één Trojer te verkorten,
Sint Agamemnon, die ontaarde en trotse, myGa naar voetnoot51
Zo wreed mishandeld, en zo fel gehoond heeft. Gy,Ga naar voetnoot52
Gy zelve hebt gezien, hoe hy me, ô smaad, ô schanden!
Brizeïs met geweld gerukt heeft uit de handen,
55[regelnummer]
Met welke bitse reên hy me, in den vollen raad,Ga naar voetnoot55
Onteerd heeft en gehoond, als waar ik een soldaat,Ga naar voetnoot56
Die Griekenland noit dienst gedaan hadt, onder 't stryden.
O neen, Achilles ziel kan zulk een hoon niet lyden,
En trachten naar geen' wraak. 't Is my de grootste vreugd,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Die ik te wachten had na zo veele ongeneugt,Ga naar voetnoot60
Dat ik de Grieken op het moordveld zie verslaagen,
En Agamemnon zelf zyn noodlot hoor beklaagen.
Ik ben het niet, hy is 't, die Grieken bragt ten val,Ga naar voetnoot63
Op wien ons Vaderland zyn onheil wreeken zal.
| |
[pagina 34]
| |
phenix
65[regelnummer]
Wilt gy den roem niet noch bevlekken uwer daaden,
Zo laat u, 't is noch tyd, laat u in 't eind noch raaden.
't Is elk genoeg bekend, hoe hy u heeft gehoond.
De groote nederlaag van 't Grieksche leger toont
Elk klaar, dat Peleus zoon van hem is afgevallen.
70[regelnummer]
Wy zien dien wreeden reeds gevloekt, gehaat van allen.Ga naar voetnoot70
Men geeft de schuld aan hem, en ieder spreekt u vry.
Men zucht, men wenscht naar u, en haat zyn' dwinglandy.Ga naar voetnoot72
Wilt ge u dan van het volk volkomen doen beminnen,
Zo moet ge, ô braave Held, voor eerst u zelf verwinnen,
75[regelnummer]
Uw toorn vergeeten, en de Grieken door uw' magt
Herstellen, die door hem ter slachtbank zyn gebragt.
Met welk een luister zultge uw naam niet doen herleeven,
Wat eer, wat glorie zal de nazaat u niet geeven,
Als gy uw' gramschap hebt verwonnen, den Trojaan,
80[regelnummer]
Thans zegepraalende, uit het oorlogsveld zult slaan,
En dryven in de Stad, en 't Grieksche heir ten lesten
Verwinnaar maaken van de vyandlyke vesten!
achilles
Neen, randt de vyand my in myne tent niet aan,Ga naar voetnoot83
'k Zweer noch, dat ik myn' hand niet weer aan 't zwaard zal slaan.
phenix
85[regelnummer]
De zeventiende dag ryst thans met nieuwe straalen,
Sint ik u 't laatste 't zwaard zag uit de schede haalen,
Toen gy gereed stondt, om de smet van zulk een hoon
Te zuiveren in 't bloed van Atreus oudsten Zoon.Ga naar voetnoot88
En mooglyk waar 't geschied, waart gy niet wederhouden
90[regelnummer]
Door d'ongeveinsden raad en rede van den oudenGa naar voetnoot90
| |
[pagina 35]
| |
En wyzen Nestor. Hoe gelukkig is die man,Ga naar voetnoot91
Die toen meer won, als ik, na zo veel dagen, kan
Verkrygen op uw hart! Zie ook myn' gryze hairen;
Herroep de moeite, die ik van uw' kindsche jaarenGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
Voor u heb aangewend; met welk een lust en vreugd
Ik u geweezen heb naar 't pad der heldendeugd.
Herdenk in 't eind, met welk een iever, met wat traanen,Ga naar voetnoot97
En tedre kinderliefde, uw Vader, de Trojaanen,Ga naar voetnoot98
Als de eenige oorzaak, dat gy scheidde van hem af,
100[regelnummer]
Vervloekende, u aan my met droefheid overgaf.
Wist ik u oit myn pligt en iever klaar te toonen;
Uw' deugd te roemen, en uw' zwakheid te verschoonen;
In 't kort, verdiende ik oit den naam van VoesterheerGa naar voetnoot103
Van Held Achilles; 'k werp my voor uw' voeten neer:
105[regelnummer]
Laat u myn smeeken, laat myn zuchten u beweegen,
Verjaag den vyand, geef uw Vaderland den zegen,
Dien 't heeft verlooren, die gehegt is aan uw' kling,Ga naar voetnoot107
En dien 't weleer zo vaak van uwen arm ontving.
achilles
Rys op: maar geen Trojaan zal my in 't veld ontmoeten,
110[regelnummer]
Voor 'k Agamemnon zie, als u, aan myne voeten.
| |
Tweede tooneel.
Achilles, Phenix, Alcimus.
achilles
WAt tyding brengt gy? Is Patroclus weergekeerd?
| |
[pagina 36]
| |
alcimus
O neen, myn Heer: maar 'k zie uw' hateren verneerd.Ga naar voetnoot112
De schrandre Ulysses, en held Ajax, bei verhevenGa naar voetnoot113
Door hunne dapperheid, en onbesproken leeven,
115[regelnummer]
Verzoeken, kan het zyn, een korten tyd, gehoor,
Uit Agamemnons naam.
achilles
Waar wachten ze antwoord?
alcimus
Voor
Uw' legerplaats, daar zy niet binnen willen treeden,
Voor gy hun zulks beveelt.
phenix
Welaan! hoor hunne reden,Ga naar voetnoot118
Beroemde Held! en gy, ô Goden, kan het zyn,
120[regelnummer]
Laat deeze dag het eind meêbrengen onzer pyn!
achilles
Gaa, haal hen.
| |
Derde tooneel.
Achilles, Phenix.
achilles
VLei u niet, ô Phenix, dat myn harte
Door hunne klagten, of door de algemeene smarte
Vermurwd zal worden. neen. Ik zal hen hooren; maar
Alleenig om my te verheugen in 't gevaar,
| |
[pagina 37]
| |
125[regelnummer]
Waar in de Grieken zich gebragt zien door het woeden
Van Agamemnon. Laat hy zelf die schaê vergoeden.
Myn' ziel onschuldig aan den ramp, dien hy ons brouwt,
Wenscht reeds, myn Vader weer te aanschouwen, daar hy oud
En afgeleefd te Phthie in vrede zyne dagenGa naar voetnoot129
130[regelnummer]
Ten einde brengt. Geen stryd kan my thans meer behaagen.
phenix
Ulysses, hoop ik, zal uw' ziel door zyne reênGa naar voetnoot131
Beweegen; toonen u door zyn' voorzigtigheên,Ga naar voetnoot132
Dat zulk een' gramschap, hoe gegrond en hoe rechtvaardig,
Uw land verraadt, en Held Achilles is onwaardig.
135[regelnummer]
Terwyl de dappre zoon van Telamon, wiens vuistGa naar voetnoot135
Gy zelf zo vaak met bloed der Trojers zaagt begruist,Ga naar voetnoot136
De gloriezucht weer in uw hart zal doen herleeven.
Mogt ik myn hoofd ten zoen van uwe gramschap geeven,
Ik stierf gewillig, tot vermindringe uwer schand,
140[regelnummer]
En tot behoudenis van 't bange Vaderland.Ga naar voetnoot140
Ik zie hen nad'ren.
| |
Vierde tooneel.
Achilles, Ulysses, Ajax, Phenix, Alcimus.
ulysses
ZOon van Peleus, roem der Helden,
Wiens daaden den Trojaan voor deezen meer ontstelden,
Dan wy al t' zaamen! zyt gegroet uit aller naam.
Wy beide waren u wel eertyds aangenaam,
145[regelnummer]
En hadden de eer, dat ge ons aanschouwde als uwe vrienden,Ga naar voetnoot145
Schoon wy die mogelyk noch niet genoeg verdienden.
| |
[pagina 38]
| |
Thans komen wy, belaên met droefheid in het hart,
U kennis geeven van onze algemeene smart:
Hoe onze vyanden met hunne bontgenooten,
150[regelnummer]
Die gy, zo lang gy streedt, hieldt in hun wal beslooten,
De vest verlieten, ons in onze legerplaats
Thans zelfs belegeren, tot droefheid des soldaats;Ga naar voetnoot152
Die, vol van wanhoop, in het midden dier gevaaren,
Noch even magt heeft, om zyn' schepen te bewaaren.Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
De vyand, moedig op die zege, vliegt steeds voort,Ga naar voetnoot155
Zaait overal den schrik, en droeve wanhoop, moordt
Al wie hem tegenstaat, terwyl hem zelfs de Goden,Ga naar voetnoot157
Door duizend tekenen, tot zulk een' woede nooden.
De dolle Hector, met den sabel in de vuist,
160[regelnummer]
Gemoedigd door de gunst van Jupiter, vergruist
Den muur met storm op storm, om eindlyk zelfs de schepen
Der vlamme te offeren. De Griek, in 't hart benepen
Van doodschen schrik, weet niet, wat hy in deezen nood
Beginnen zal, en zucht om zyne aanstaande dood,
165[regelnummer]
Die hem reeds zeker schynt. Wat hand weêrhoudt, na 't breeken
Der ketenen, een leeuw, die, woênde om zich te wreeken,
Al, wien hy vindt, verscheurt, geen vyand heeft, die hem
Weerstaan kan, die niet schrikt en beeft voor zyne stem?
Zo woedt de dapperste van alle de Trojaanen.
170[regelnummer]
Hy staat alreeds gereed, om zich een weg te baanen
Tot aan de schepen zelfs, daar hy met eige handGa naar voetnoot171
(O Hemel, keer dien slag!) noch deezen dag den brand
In zoekt te steeken. Waar, waar zullen uwe vrinden,
O onverbidlyke, dan eene schuilplaats vinden?
175[regelnummer]
Wie zal het bange volk, in dien bedroefden stand,
Verlosschen konnen van des Overwinnaars hand?
Wie overblyven, om de maar naar huis te draagen,Ga naar voetnoot177
Dat al de Grieken door de Trojers zyn verslaagen?
Keer, weergaêlooze Held, keer wederom ten stryd.
| |
[pagina 39]
| |
180[regelnummer]
Gy ziet uw' wraak volbragt; wy allen zien den tyd,Ga naar voetnoot180
Dat gy alleen ons kunt verlosschen, en den zegen
Weergeeven door uw' magt. Ach! laat u toch beweegen;
En denk om 't naberouw, dat u ontstellen zal,
Als gy te laat zult zien, dat gy alleen den val
185[regelnummer]
Der Grieken hebt verhaast, en zonder mededogen
U zelf verraên hebt, tot vermeerd'ring van 't vermogenGa naar voetnoot186
Van uwe vyanden. Als 't kwaad is uitgevoerd,
Zien we onze schuld eerst, die ons dan te laat ontroert.
Voorkom die wroeging dan van uw ontrust geweeten:
190[regelnummer]
Wil eindelyk uw toorn, hoe wel gegrond, vergeeten.
Geef, geef ons 't leeven weer, en toon, in deezen staat,Ga naar voetnoot191
Dat de eer uws Vaderlands u noch ter harte gaat.
achilles
Hier in alleen ben ik aan hem verpligt, myn' Heeren,Ga naar voetnoot193
Dat hy my noch met uw' bezending wil vereeren,
195[regelnummer]
Twee Helden, my zo waard. Maar, wyl de vriendschap my,
Noch u, hier spreeken doet, myn' vrienden; 't staa my vry,
Dat ik u ronduit zegg', dat niets my zal beweegen;
Schoon Agamemnon zelf, bekommerd en verlegen,Ga naar voetnoot198
Verzeld van 't gansche heir, my aanbadt. neen, myn' zielGa naar voetnoot199
200[regelnummer]
Gedenkt noch aan dien hoon, die haar zo pynlyk viel.
Wat dank bewyst men my voor myn geduurig stryden?
Voor al de moeite, die 'k met vreugd heb willen lyden?
Die zich bedekt houdt in den nood, en naauwlyks uit
Zyn' tent komt, heeft nochtans zyn deel ook in den buit.
205[regelnummer]
De dapperste ziet om een bloodaard zich versmaaden:
Sleept stervende den roem van zyne Heldendaaden
Met zich in 't graf, terwyl een ander wordt beschreid,
Die nimmer blyk gaf van de minste dapperheid.
| |
[pagina 40]
| |
Wat schiet my over, van het geene ik, door gevaaren
210[regelnummer]
En duizend moeilykheên, wel eer wist te vergaêren?
Niets. Ik ben 't evenwel, die zo lang achter een,
Met zulk een iever, voor de Grieken heb gestreên,Ga naar voetnoot212
Die twintig steden rondom Troje heb verslaagen,
En uit de zelve zo veel schatten weg gedraagen:
215[regelnummer]
Die schatten nochtans, 't loon van myne dapperheid,
Heb ik met eerbied voor de voeten neergeleid
Van Agamemnon zelf, die, in zyn' tent gebleeven,
Het minst gevaar niet hadt geloopen van zyn leeven;
Die al den buit kreeg, my en mynen volke een deel,
220[regelnummer]
Ten pryz' van onze deugd, vereerde van 't geheel,
En d'een en d'ander ook daar na iets heeft geschonken,
Wiens vroomheid in den stryd vooral hadt uitgeblonken.Ga naar voetnoot222
Elk heeft den prys noch, dien hy van zyn' hand ontvong.Ga naar voetnoot223
Ik ben 't alleenig, dien de bitse nyd hem dwongGa naar voetnoot224
225[regelnummer]
't Gegeeven wederom te ontneemen, ja te ontroovenGa naar voetnoot225
Met schennis en met kracht. Dus is 't, dat hy my bovenGa naar voetnoot226
Alle and'ren heeft gesteld. dus is het, dat hy toont,
Hoe hy de dapperen naar hun verdiensten loont.
Maar wat is de oorzaak, dat wy Troje dus bestryden?
230[regelnummer]
Dat wy het Grieksche volk al hier zo veel doen lyden?
Is 't niet, om Helena aan Menelaüs weerGa naar voetnoot231
Te geeven, hem ontroofd? Vondt hy hier door zyne eer
Beledigd, en mag ik me ook niet van hem beklaagen,Ga naar voetnoot233
Dat hy my al myn' vreugd en wellust heeft ontdraagen,Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
Toen hy Brizeïs uit myne armen heeft gerukt?
Wordt Troje, om 't schaaken van een' Vrouw, dus onderdruktGa naar voetnoot236
Van hem, die my de myne, ô smaad! zelf heeft ontnomen,Ga naar voetnoot237
| |
[pagina 41]
| |
En hy, die andren straft, heeft die zelf niet te schroomen?
Ik acht haar, schoon slechts myn' gevange, als myne Vrouw.
240[regelnummer]
Nu heeft hy my van doen; en zendt u vol van rouw,Ga naar voetnoot240
Om my, is 't mooglyk, te beweegen door uw smeeken.
Neen, zyn' trouwloosheid is my ééns genoeg gebleeken.
Ik ken hem al te wel. het is vergeefsch, dat hy
My weer te winnen zoekt door list of veinzery,
245[regelnummer]
Dat hy met andren thans de middelen bedenke,
En maake, dat de vlam de Grieksche vloot niet krenke.
Hadt hy my niet gehoond, hy zou my den Trojaan
Zien dryven in de stad, of op het veld verslaan.
'k Zou hem meer dienst doen, als zyn' gracht of muur, verheven,Ga naar voetnoot249
250[regelnummer]
Om weer door Hectors arm ter aard te zyn gedreeven.
Maar waar toe zo veel reên? gaat, myne Vrienden, gaat,Ga naar voetnoot251
En zegt hem, dat ik noit myn degen of myn raad
Voor hem besteeden zal. Hy heeft my eens bedroogen.
De tweedemaal zal 't hem mislukken. 'k sluit myne oogen
255[regelnummer]
Voor 't medelyden. Dat hy sterve, en gaa ten grond,
Die, my ten spyt, zo groot een gruwelstuk bestondt!
ajax
Uw' gramschap steunt op reên. Maar kan noch Hectors zegen,Ga naar voetnoot257
Noch 't uiterste gevaar der Grieken u beweegen;
Laat hy dan zelve, die uw toorn dus wist te voên,
260[regelnummer]
U weer bevredigen, nu hy u wil voldoen.Ga naar voetnoot260
Hy wil zich eindlyk voor de reden nederbuigen;Ga naar voetnoot261
En biedt u aan, voor al het leger te betuigen,
Dat gy gehoond zyt, en dat hy u heeft misdaan.
Hier by biedt hy u zelf noch veel geschenken aan,
265[regelnummer]
Die waard zyn uit de hand van zulk een Vorst te komen,
En van Achilles zelf te worden aangenomen.
Verscheiden' vaazen, schoon en kostelyk van stof,Ga naar voetnoot267
Maar schooner door de konst des meesters, die zyn lof
| |
[pagina 42]
| |
Door zulk een werkstuk deedt tot aan de starren ryzen:
270[regelnummer]
Een' gift, die zelf Jupyn niet van de hand zou wyzen:Ga naar voetnoot270
Met twalef paarden, wit als de eerst gevallen sneeuw,
In snelheid als een wind, in moed elk als een leeuw,
Die honderdmaal de zorg van hunnen Heer betaalden,
Wanneer zy in het perk den eersten prys behaalden:
275[regelnummer]
Met zeven maagden, schoon van leest en van gezigt,
In 't frischste van haar' jeugd, wier oogen, als het licht
Der heete middagzon, de fierste harten blaaken:Ga naar voetnoot277
Brizeïs, die uw' ziel voor andren kan vermaaken,Ga naar voetnoot278
Brizeïs, de eedle vrouw, aan wie die bitse hoon
280[regelnummer]
Geschied is, u ten spyt, door Atreus fieren zoon,
Zal haar geleiden, waar Achilles 't zal begeeren.Ga naar voetnoot281
Maar denk niet, dat de Vorst haar oit bestondt te onteeren:Ga naar voetnoot282
O neen. tot zulk een' smet was noit zijn' ziel bekwaam.Ga naar voetnoot283
Ja zulks zal hy u zelf betuigen, in den naam
285[regelnummer]
Van 't gansche Godendom, wiens klaare en alziende oogen
Zyn zeggen en zyn doen aanschouwen uit den hoogen.
Dit alles, zo hier door uw' gramschap wordt verzacht,
Wordt aanstonds, op zyne orde, in uwe tent gebragt.Ga naar voetnoot288
Dit is voor deez' tyd. Na 't veroveren der wallen
290[regelnummer]
Van 't moedig Ilium, zal hy u onder allen
Noch twintig maagden zelf aanbieden, die alleen
In schoonheid zwichten voor de aanminnige Heleen,
Uit Vorstelyken bloede, en die haar' schoonheid paaren
Met deugden zonder vlek, in 't bloeyen van haar' jaaren.
295[regelnummer]
Noch niet vernoegd door deez' voldoening van dien hoon,
Biedt hy u zelf noch aan den naam van zynen zoonGa naar voetnoot296
Te aanvaarden, als wy weer in Argos zullen komen.Ga naar voetnoot297
Wat kan hy meer doen, om uw' gramschap in te toomen?
| |
[pagina 43]
| |
Drie schoone maagden, drie Princessen, uit het bloedGa naar voetnoot299
300[regelnummer]
Van Atreus stam geteeld, en prachtig opgevoed
In Agamemnons hof, staan u ten dienste vaardig.
Hy geeft u zelf de keur, wie gy van driën waardig
Zult achten tot dien staat; maar doelt voor al op de eer,Ga naar voetnoot303
Dat hy een Held, als u, tot schoonzoon kryg', myn Heer.
achilles
305[regelnummer]
Gy hebt uw last voldaan, ik u gehoord, myn' Heeren.
Gy kunt, zo 't u belieft, weêr naar den Dwingland keeren:
En zegt hem uit myn naam, dat zyn' geschenken my
Noch haatelyker zyn, als zyne dwinglandy.
'k Begeer zyn' Dochters niet, hoe hoog van elk gepreezen.
310[regelnummer]
Zyn gansch geslacht kan my niet als verfoeilyk weezen.
En eindlyk zegt hem, dat 'k my aanstonds zal beraên,
Wanneer ik met myn' vloot weer denke in zee te gaan.
Myn' ziel, zo fel gehoond, schynt reeds van spyt te breeken,
Dat ik zo lang van dien Tieran moet hooren spreeken.
phenix
315[regelnummer]
Gy weêr in zee gaan! gy uw Vaderland, uwe eer
Aldus met voeten te vertreeden! gy myn Heer!
Achilles, die zo vaak zyn vyand heeft verdreeven,
Zal in den grootsten nood zich 't eerst ter vlucht begeeven,
Het gansche leger van de Grieken doen verslaan,
320[regelnummer]
Om Agamemnon, die alleen hem heeft misdaan!
O smart! hoe zal ik voor uw Vader wederkeeren,
Dien 't my met zulk een' gunst geliefde te vereeren,Ga naar voetnoot322
Toen ik, rampzaalge, tot het uiterste gebrogt,Ga naar voetnoot323-324
Een' schuilplaats by hem vond, die 'k zolang vruchtloos zocht.
| |
[pagina 44]
| |
325[regelnummer]
Versteend en hard gemoed! de klippen zou men breeken
Door zulk een' nedrigheid, door zulk een vierig smeeken,
Terwyl uw hart, verstaald door wraakzucht en door spyt,
Uw Vaderland verlaat in d'allerlaatsten stryd.
Wilt gy in deezen nood niet meerder voor ons vechten,Ga naar voetnoot329
330[regelnummer]
Myn arm, hoe oud hoe stram, zal wonderen uitrechten,
En vliegen vol van moed den vyand in 't gezigt;
En sterven, nu gy dus ontaard zyt van uw' pligt.
Moet ik dit hooren! ik dit aanzien! groote Goden!
achilles
Ik luisterde wel eer, noch jong, naar uw' geboden.
335[regelnummer]
De moeite kunt gy nu wel spaaren, naar ik meen.
'k Weet nu wat ik moet doen, en volg myn' zinlykheên.Ga naar voetnoot336
Wilt gy my op de reis naar Phthie niet verzellen,Ga naar voetnoot337
Gy kunt hier blyven, om my namaals te vertellen,
Hoe Hectors woênde vuist het Grieksche heir versloeg,
340[regelnummer]
En Agamemnon 't staal in 't beevend harte joeg.
En gy, myn' Heeren, gaat: uw' moeite is hier verlooren.
Gy kwaamt myn' meening straks uit mynen mond te hooren.Ga naar voetnoot342
Ik heb u anders niets te zeggen. 't Is my leed,
Dat gy hier uwen tyd zo vruchtloos hebt besteed.
ulysses
345[regelnummer]
Was 't Agamemnon, die uw' bystand hadt van nooden,
Alleen, 'k was 't met u ééns: dat zweer ik by de Goden.
Maar nu gy 't Vaderland verlaat in deezen nood,
Toont gy... Maar laat ons gaan, eer zyne toorn vergroot.
De Hemel midlerwyl geeve u eens beter zinnen,Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
En leere u, hoe gy land en vrienden moet beminnen!
Einde van het eerste Bedryf. |
|