1 Y 3 Eertsche Meynsche
Het eerste van de twee resterende bladen van dit spel behelst een klacht van Gods Liefde, Redene, Gods Belofte en Barmarticheijt over het lot van de Eertsche Meynsche, die in de macht van Doot en Zonde is. Zij willen hem aanspreken. Deze blijkt er naar te streven een ‘nieuwe creatuere’ te worden en zo naar zijn ‘vaders lant’ te gaan. De anderen beginnen hun uitleg, dat dat onmogelijk is. Het tweede blad zou het einde van deze zelfde les kunnen zijn. De Meynsche neemt afscheid en gaat (weer?) op weg naar zijn vaderland. Maar hij wordt moe en gaat rusten. Dan volgt het begin van een scène-apart van de sinnekens Doot en Zonde, die jubelen dat ze de Meynsche nu in hun macht hebben.