1 OI 11 Redelick Verstant
Een monoloog van Redelick Verstant die zojuist met zijn loon in een ‘cofferken’ terugkeert van zijn meester Werlt. Omstandig, met een vele malen herhaald ‘dient vrij die werlt’ prijst hij zijn meester en het dienen der Werlt aan. Als hij tenslotte zijn betoog kracht zal bijzetten door het tonen van zijn loon, het vele geld dat hij meegekregen heeft, blijkt het cofferken slechts een doodshoofd te bevatten: ‘dit is tloon der sonden staeter bij gescreeven’. Met een waarschuwing om zijn voorbeeld toch niet te volgen en een bede tot God, ‘tverlooren scaep in noot is, wiltet tuijswaert haelen’, sluit het spel.