1 OI 8 dEen en dAnder: verliefdheid bespot
Deze dialoog tussen een jonge man die door zijn geliefde voor een ander in de steek is gelaten, en een ander die met liefdesverdriet de spot drijft en voor alle verliefdheid waarschuwt, vertoont naar de inhoud geen ontwikkeling terwijl de gebruikte argumenten behoren tot de voor de hand liggende soort. Naar de vorm is het een samenstelsel, in de eerste plaats van twee refereinen van vier strofen elk, met als stockregels ‘Watmen mijn seijden, ick geloofdens niet’ en ‘Hadt ghijs uws gewacht, men seijdes u als een vrindt’, die gebruikt worden als (4) clausen van resp. de verliefde jongeman en de ander, en claus voor claus, om en om uitgesproken. Het spel wordt voorts geopend en afgesloten met een rondeel terwijl tussen de acht refereinstrofen ook nog weer rondelen staan. De rondelen zijn elk in een stuk of vijf, zes clausen verdeeld en worden gezongen; na een refereinstrofe van Deen is het initiatief van het rondeel voor rekening van Dander en omgekeerd.