1 OF 9 tGeslacht der Menschen
In twee monologen (afgewisseld met twee scènes-apart van de sinnekens Onbehoorlijcke Lust en Verkeerde Begeerte) horen we tGeslacht der Menschen een uiteenzetting geven van zijn toestand: de heerlijkheid waarin God de mens geplaatst heeft voor de zondeval, in ‘Jerusalem’. Intussen hebben de sinnekens de voorgeschiedenis (de val van Lucifer) opgehaald, een plan gemaakt dat ze tGeslacht der Menschen uit ‘Jerusalem’ zullen lokken op de weg naar ‘Jericho’ en nog een list bedacht: het eerste deel van hun naam bevestigen ze op hun rug. Ze spreken tGeslacht der Menschen aan, brengen zijn tevredenheid met de plaats waar hij verkeert aan het wankelen door te wijzen op de omgéving
van ‘Jerusalem’, adviseren hem het zeer aangeprezen ‘Jericho’ te bezoeken, kortom te doen wat begeerte en lust hem raden, die hij immers geheel en al vertrouwen kan. tGeslacht der Menschen gaat er op in; de sinnekens verheugen zich in een scène-apart over het slagen van hun plan en overvallen vervolgens tGeslacht der Menschen op de weg naar ‘Jericho’, beroven hem en laten hem voor dood langs de weg liggen. Achtereenvolgens passeren daar De Wet en De Propheeten, niet in staat om te helpen, maar wel om tot kennis van de zonde te brengen en het naderende heil aan te kondigen. De Samaritaen (= Christus) echter kan (allegorische) geneesmiddelen toedienen en tGeslacht der Menschen brengen in de herberg Goods Gracij, waar de Waert hem zal verplegen en voeden van de door de Samaritaen betaalde twee penningen: ‘teen es mijn vleijs en tander mijn bloet’. tGeslacht der Menschen en de Waert sluiten het spel af met een dankzeggend referein en een (niet als zodanig aangegeven) conclusie, waarin alles nog eens wordt samengevat en afscheid genomen van het publiek.