1 OE 11 Die Mensch wil die werlt bevechten
Razend en tierend komt de Mensche op: hij wil de Werlt doodslaan, waarvan de pastoor gezegd heeft dat ze ‘valsch, fenijnich en quaet’ en nog veel meer is. Zijn vrouw Wat Achterdenkens probeert hem nog wat af te remmen, maar hij is door het dolle heen. Met zijn knecht Verblintheijt en in een allegorische wapenrusting (gordel: wellust des vleijsch etc.) trekt hij er op uit. Van alle adviezen van zijn vrouw accepteert hij slechts dat hij eerst Reden zal raadplegen. Aan haar en aan haar metgezellinnen Kennis en Justicia vertelt hij zijn voornemen, waarbij ook aan het licht komt dat hij halverwege de preek van de pastoor uit de kerk naar de herberg is gegaan. Reden stelt dat de
Werlt goed is, en als de Mensche dat niet wil geloven nodigt ze hem - hij is immers ‘meijer en sheeren officier’ in zijn dorp- in de stoel der conscientie te gaan zitten en vonnis te vellen over Werlt; Justicia zal het dan uitvoeren. De Mensch veroordeelt Werlt ter dood; als hij dan niet in staat blijkt de veroordeelde in handen van Justicia te leveren, geeft men hem een spiegel en leert hem dat hijzelf de Werlt is (zijn hoofd wordt vergeleken met de ‘materiaele werlt’, zon en maan zijn de ogen etc.). Een bezoek aan zijn hoff, met allegorische fauna, en een les over laster als diefstal van iemands eer overtuigen de Mensche tenslotte dat hij de Werlt is. Als Justicia, met hulp van Mensche's knecht Verblintheijt het vonnis voltrekken wil, springt Redene voor hem in: als Mensche berouw heeft kan uitstel van executie verkregen worden; in een tooch ziet men Christus die voor de Mensche dan borg zal staan. Mensche krijgt nu de christelijke wapenrusting aan en de knecht Verblintheijt wordt uit de dienst ontslagen. Terug bij zijn vrouw Wat Achterdenkens vertelt hij nauwkeurig wat hem overkomen is en tot welke slotsom hij is gekomen - zijn vrouw stemt met alles van harte in. In de conclusie nemen Deen en Dander met een laatste vermaning afscheid van het publiek.