1 OD 9 Menich Bedruct Hart aen een droege chijsterne verleijt
Menich Bedruct Hart beklaagt zichzelf om zijn ‘broosche natuer’, waardoor hij telkens weer doet wat hij zelf niet wil. De sinnekens Valsche Perswasij en en Eijgen Vernuft voegen zich, na een scène-apart waarin duidelijk wordt met welke machten we te doen hebben, bij de hoofdpersoon en onder het mom van hem te willen helpen brengen ze hem in het ‘hoff van lust’ waar een prachtige put is - helaas wel zonder water - en waar ze hem allerlei dranken te drinken geven (o.a. selfs goetduncken en diversche opinien) die echter geen van alle bij Menich Bedruct Hart in de smaak vallen. Tenslotte leggen de sinnekens er dan maar het bijltje bij neer. Goet Onderwijs hoort Menich Bedruct Hart klagen, en als hij gehoord heeft wat er allemaal is voorgevallen, brengt hij de hoofdpersoon naar Consciencij, die hem op haar beurt weer naar Schriftuer leidt. Het onderricht van de laatste wordt bekrachtigd door de woorden die Christus zelf spreekt, optredend in een tooch, ‘met een victorij teijken in die hant’. Met een lofprijzend referein van Consciencij en Menich Bedruct Hart, en enkele woorden tot het publiek, wordt het spel besloten.