6 D 1 Vonnisse van Minos
d. Johan Baptista Houwaert (n. Lucianus' Mortuorum Dialogi, XII).
In 1 Schotel I, blz. 185 wordt een druk van dit spel vermeld ‘Vonnis van Minos over 't geschil van Alexander. Hannibal en Scipio. Rotterdam, bij J. Waesbergen, 1612, 8o.’ Voor een jongere druk van 6 D 2 zie 3 X, blz. C 8r e.v.
H 6r (blz. 123). | Daer naer heeft den schrijuer van desen twee Rhe-|| torisijnen van Marije Cransken / voor die tafel van sijn || Doorluchticheyt doen comen / ende dese naevolghende || Prologhen doen lesen. (volgen de namen en de kledij van de optredende personages). |
H 6v (blz. 124). | (volgt de tekst van de proloog). |
I 1r (blz. 129). | (einde van de proloog). |
I 1v (blz. 130). | Het leste woort van dese voorseyde prologhe en was || niet ghepronontieert / hem verthoonden terstont dry || personagien / die een tafelspel begonsten te spelen / waer || van den eenen / te weten Alexander / ierst begonst te || spreken. || Die baniere vanden tafelspele. (volgt de tekst van de banier, een acrostichon Ian Baptista Houwaert). |
I 2r (blz. 131). | Hier naer volght het || tafelspel, dwelck begrijpt het vonnisse van Minos || op het gheschil oft questie, tusschen den grooten || Alexander, Hannibal van Carthago, ende Scipio || den Romeyn. (volgt het spel). |
K 3v (blz. 154). | (einde van het tafelspel) Finis. |
| N.B. De cijfers 145-148 zijn in de nummering van de bladzijden overgeslagen. |
| personen: t'Verlanghende Herte p; Ghemeynen Troost p; Alexander; Hannibal; Minos; Scipio. |
K 4r (blz. 155). | Epitaphie van Scipio (volgt gedichtje) (nihil obstat en privilegie voor Christoffel Plantijn). |
K 4v (blz. 156). | (blanco). |
K 5r-K 8v (157-160). | (zijn in de nummering van de bladzijden overgeslagen). |