Repertorium van het rederijkersdrama 1500-ca. 1620. Herziene editie

4 06 Coninck Philippus' factie

d. Peter de Herpener.
 
4^o. 8 bl. 41 rr. sign. A^1-4-B^1-4. goth. Ex.: U.B. Gent. Een editie met een ander titelblad in de Universiteitsbibliotheek te Groningen.

A 1r.	Een Factie oft spel, || Voer den Coninck Philippus onsen ghe || nadichsten Lantsheere / met vele andere || Edele Heeren / openbaerlijck van den || Violieren binnen Antwerpen gespeelt || den .xxiij. Februarij M.D.lvj. tot verhueghin || ghe der ghemeynten / duer de blijde tij- || dinghe des Bestandts. Geordineert || ende in dichte ghestelt duer Peeter de || Herpener / ende ter begheerten van || vele Heeren / goede vrienden / || ende liefhebbers der const || ghedruct. || (Blasoen van de Violieren) || Met Konincklijcker Majesteijts Commissaris visiteringhe || ende consent, gheprent by Gillis van Diest, || Thantwerpen, den .xx. Meert, Anno voerschreven.
A 1v.	(begin van de tekst van het spel).
B 4v.	1556. || Per Herpenere. || Messelijck 8 siet.
	personen: Fame van Goede Tijdinghe; Bestant; Maers; Raescop; Herseloos; Slappen Troost; Sonder Vreese; Quaden Wille; Elck Stafmaker; Elck Poedermaker; Diversche Busschieters; Elck Harnasmakere; Elck Sweertmakere; Meest Alle Ruyteren; Alle Lantsknechten; Meest Alle Hooplieden; Meest Alle Venders; Veel Weyfelers; Elck Trommelsleghere; Diversche Pijpers; Hoerenvoerder; Quaet Opstel; Benauder Confoort; Meest Alle Schippers; Den Gemeenen Coopman; Gemeenen Ambachtsman; Gemeynen Landtman; Blijfrabbaut; Cleyn Sorge; Verstandt; Menich Benaude; Redene; Een Eraudt; Een Arbeyder van den Werf; Een Straetarbeyder; Een Craenkint; Een Packer; Een uut de Groote Waghe; Een Meewerckere; Een Moriaenskint; Een Corenmetere; Een Buydeldraghere; Een Torfdraghere; Een Cordewagencruyere; Een Player vanden Bierhoofde; Een Gherbeluerdere; Alle Vrolijcke Constige Gheesten; Labuer; Goetwillich; Den Couwenberch; De Lepelstrate; Bruer Claes; Bruer Jacob; Een Cramerken; Jonghers; De Violiere (?); De Wageman.
	editie: 9 Willems.
	inhoud: 1 Snellaert blz. 177 e.v.; 9 Kalff III blz. 142; 1 Worp I blz. 132.