1 S 13 De peys (van Houwaert)
d. Johan Baptista Houwaert.
fol. 273r. | Die comedie vanden peys || vermellende || hoe Meest Al de Werelt / te weten de menschen || midts den Teghenspoet aermoede ende oijtmoedicheijt || door den raet van Goddelijcke Waerschouwinghe || ende de Vreese des Heeren mitsgaders door || behulp van Ghemeijn Oratie ende Affstant || van Sonden wederomme aen den || peijs gheraecken || De baniere vanden voorschreven comedie || Oriatur in diebus nostris justitia et abundantia pacis donec auferatur lune (sic). |
fol. 273v. | Die personagien vande voerschreven || comoedie (volgt lijst). |
fol. 274r. | De prologe (volgt proloog). |
fol. 274v. | (einde van de proloog). |
fol. 275r. | Die comedie vanden || peys (volgt het begin van het spel). |
fol. 296v. | (einde van het spel) Epilogus / oft conclusie van || de comedie vanden peijs / (volgt tekst). |
fol. 297r. | Hier eijndt het comedie vanden peijs / || Ghecomponeert tot Brussel door || Sieur Johan Baptista Hauwaert || Inter utrumque tene: medio tutissimus ibis || Houdt middel mate / || Ghecopiert per Heckler actum den 2en || anno 1615 / Lanck elf hondert en acht regulen /. |
fol. 297v. | (blanco). |
| N.B. fol. 289 volgt op 286, zonder lacune in de tekst. |
| tafel: Een comedie vanden peys N.B. De tafel noemt hierna nog Een prefatie (met verwijzing naar fol. 218 (?), laatste twee cijfers moeilijk leesbaar) en Een prologe (met verwijzing naar fol. 231). |
| personen: Meest Al de Werelt; Wellustich Leven; Planteijt van Goede; De Prince des Vredes; Godts Rechtveerdicheijt; Teghenspoet; Discordia; Saturnus; Mars; Goddelijcke Waerschouwen; De Vreese des Heeren; Ghemeijn Oratie; Huijsier; Den President; Drij Raetsheeren; Herault; Pluto; Den Schouteth. |
| inhoud: 1 Van den Daele blz. 268 e.v.; 7 De Bock blz. 94 e.v. |