0 A 5 Lanseloet van Denemerken
parallelteksten: 1 U 27, 4 17.
fol. 223r. | Een abel spel van Lanseloet van || Denemerken hoe hi wert minnende || ene joncfrouwe die met sijnder moerder [sic!] || diende. Ende ene sotternie na || volghende || (volgt het nummer van de tekst in het hs. - CCVI - en de tekst). |
fol. 230r. | (einde van de tekst van het spel) || Nota ixc.liii. verse. |
| personen: Lanseloet; Sanderijn; Sine moeder; Die ridder; Des ridders warandehuedere; Reinout. |
| editie (o.a.): 1 Van Kammen, blz. 163 e.v.; 2 Roemans, blz. 81 e.v. (alwaar uitv. lit.opgave); 2 Leendertz, blz. 78 e.v. (met opgave van de varianten in verschillende drukken). |
| inhoud (o.a.): 9 Kalff II, blz. 24 e.v.; 1 Worp I, blz. 88 e.v.; 1 Te Winkel II, blz. 141 e.v.; 2 Roemans, blz. 22 e.v.; 1 Van Kammen, blz. 12 e.v. |