J. Huf Van Buren.
De heer J. Huf Van Buren - zijn eigenlijke naam is Heuff - die als vertegenwoordiger optrad van de Nederlandsche Regeering op het tegen 't einde van Augustus te Brussel gehouden 29ste Taal- en Letterkundig Congres, behoort tot de getrouwe bezoekers dezer samenkomsten. Hij verzekerde ons dat het Brusselsch Congres zijn veertiende was, en wij, de jaarboeken raadplegend, zien hem reeds als een oud-bekende op dat van Brugge in 1884, bij welke gelegenheid Het Volksbelang van hem schreef dat zooveel Vlaamschgezinden op de avondzittingen in den Cercle libéral zijn aangename kennis gemaakt hebben. De heer Huf Van Buren, die toen nog zooveel jonger was en meer schreef dan thans, heeft naar aanleiding van het Brugsch Congres een novelle geplaatst in het dagblad De Amsterdammer en ons verlof gegeven haar hier te herdrukken
Deze schrijver beweegt zich het meest op historisch-romantisch gebied. Hij gaf twee dikke bundels historische novellen: Grootheid en Val en In 't harnas, en twee deelen reisverhalen: Langs Lahn en Dill, waarin een uitvoerige beschrijving voorkomt van het stedeke Dillenburg, waar het Nederlandsch Vorstenhuis zijn stamzetel heeft. Verder noemen wij de uitvoerige geschied kundige romans De Kroon van Gelderland, destijds door den gestrengen beoordeelaar Busken Huet met grooten lof ontvangen; De Mannen van Sint-Maarten, spelend in het Utrecht der 15de eeuw; De Laatste der Arkels, mede uit het begin der 15de eeuw; hertog Adolf, een vervolg op de Kroon; de Jonker van Duinenstein, een dorpsverhaal, uit den rumoerigen tijd vóór 1848, Johannes de Speelman, zijn laatste groote werk, twee jaar geleden verschenen, een avontuurroman uit het begin der 18de eeuw. Daartusschen valt nog een studenten roman, mede als tooneelstuk verschenen en gespeeld: Oom Frederik. En dan wordt nog door Professor Jan te Winkel in Eene halve Eeuw aan Huf Van Buren het vaderschap toegekend van den roman Kippeveer door Cosmus, ‘een scherpe satire op nauwkeurig waargenomen personen en toestanden’, gelijk de hoogleeraar het uitdrukt. Die satyre slaat vooral op den toenmaligen eersten minister dr. Kuyper en zijn volgelingen.
Huf van Buren heeft ook voor en over het Tooneel geschreven en het blijkt uit de handelingen van onze Taal- en Letterkundige Congressen dat hij meermalen pogingen in het werk gesteld heeft om toenadering tusschen Noord- en Zuid-Nederland langs den weg van het Tooneel te bewerken, wat hij ook door bezoeken ten onzent heeft trachten te steunen: een denkbeeld dat inderdaad ter wederzijde van den Moerdijk meer en meer ingang blijkt te vinden.