Het bestuur, bestaande uit de heeren Wim van Duin. Cor de Groot en Piet Overwaal, werkt krachtig voor deze club, en schijnt in 't belang van de club en 't dorp een audiëntie aangevraagd te hebben bij den Baron.
Het besprokene schijnt zeer geheim te zijn, maar wij vertrouwen, weldra iets naders te zullen vernemen.
Eerst te vijf uur dertig minuten keerden de heeren van deze conferentie per auto huiswaarts, nadat zij den schoenmaker, die, krachtens zijn ambt van “Rustoordsch Nieuwsblad”, daar vertoefde, zeer voorkomend en vriendelijk hadden gegroet.’
Prachtig was het, 't klonk als een klok, overdacht de goede man.
't Was echter zeer jammer, dat de schoenlapper één ding niet wist, namelijk dat Wim, na de conferentie, stroop voor grutten ging halen, Cor een pakje Van Nelle's thee, Piet voor moeder naar bed moest, omdat 't kind er zoo vermoeid uitzag, en Bertus strafregels voor school ging zitten schrijven, die dit jongmensch den volgenden dag leveren moest.
Maar, we zullen den schoenmaker in den waan laten, dat zijn nieuws werkelijk zeer belangrijk is en ons viertal volgen, dat zoo veilig afgeleverd zou worden.
Getrouw aan zijn woord, droeg Coenraad de uiterste zorg voor de jongens.
Bij de woning van Wim aangekomen, stopte de auto, Coenraad sprong er vlug uit, belde en, toen de deur werd geopend, riep hij met werkelijk veel deftigheid: ‘Mejuffrouw, mag ik, namens den Baron, uw zoon weer onder uw veilige hoede stellen?’
Wims moeder lachte eens om die toespraak, dankte den knecht voor zijn goede zorgen, streek Wim eens over 't hoofd en......
‘Volgende bestelling!’ riep Coenraad en de auto tufte weer weg.
Allen kwamen veilig thuis. Deze dag was voor onze jongens niet prettig begonnen; maar 't einde was schitterend geweest, daar waren allen het over ééns.
Ons viertal was natuurlijk aan de club een verklaring schuldig, hoe alles, en vooral die rooversgeschiedenis, in elkaar had gezeten en Wim kweet zich in de algemeene vergadering, die den volgenden dag in 't schuurtje plaats had, uitmuntend van die taak.