Dit voorstel beviel den jongens wel, dus ging het naar den tuin, om de dieren met een bezoek te vereeren.
Toen men beneden door de vestibule wandelde, kwam toevallig Mina, de keukenprinses, langs.
‘Hoera, daar heb-ie Mina!’ klonk het op verheugden toon, alsof het een wonderlijke gebeurtenis was, dat de ijverige kookster door de vestibule wandelde.
De dikke Piet stoof opeens op haar af, sloeg heel vertrouwelijk zijn armen om haar hals en fluisterde haar iets in het oor.
‘Dorst? Water drinken?’ vroeg Mina toen vrij luid op tamelijk verontwaardigden toon. ‘Welneen,’ vervolgde ze, ‘water is voor jullie niet goed genoeg, je krijgt een lekker glas limonade, hoor!’
Dat was blijkbaar zeer naar den zin van Coenraad, want tot groot vermaak van de jongens, trok hij een scheef gezicht en klaagde hij: ‘Ik heb óók zoo'n limonade-dorst.’
‘Ach, ga weg, plaag,’ zei Mina, en zich tot de jongens wendend, vervolgde zij: ‘Gaat maar met mij mee, dan krijgen jullie allemaal een groot glas limonade.’
Dat lieten de jongens zich geen tweemaal zeggen en, met Coenraad in de achterhoede, die niets anders deed dan in verschillende toonaarden ‘limonade-dorst’ te jammeren, trokken zij naar de keuken.
Bertus scheen met een vraag verlegen, want hij trok van die rare gezichten en keek daarbij Mina aan, alsof hij zeggen wilde: ‘Zie je niet, dat er wat aan mankeert?’
Eindelijk scheen Mina het te merken, want op medelijdenden toon informeerde zij: ‘Scheelt er wat aan, m'n jongen?’
‘Ja,’ aarzelde Bertus, ‘ik.... éhe...., ik lust geen limonade!’
‘Lust je geen limonade?’ verbaasde Mina zich en keek daarbij onthutst Coenraad aan, die in een onbedaarlijke lachbui schoot.
‘Nee,’ kleurde Bertus, ‘wel water, dat borrelt!’
‘Water dat borrelt!’ vroeg Mina ongerust.
‘Ja.... éh, ik kan niet op den naam komen,’ zei Bertus, in de war gebracht door het lachen van Coenraad.
‘Spuitwater, hij bedoelt spuitwater!’ grinnikte deze.
‘Ja, juist, spuitwater, dat is het!’ zei Bertus tevreden.