Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De geest van tegenspraak (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van De geest van tegenspraak
Afbeelding van De geest van tegenspraakToon afbeelding van titelpagina van De geest van tegenspraak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.53 MB)

Scans (20.31 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De geest van tegenspraak

(1968)–G.H.M. van Huet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 171]
[p. 171]

De diplomaat als landman

Respice finem, ‘let op het einde’ - het woord van Augustinus is in meer dan één zin te gebruiken: bij voorbeeld om ons eraan te herinneren, dat er ook laatbloeiers bestaan. Vóór zijn achtenvijftigste jaar kon van Alexander von Villers niet veel anders gezegd worden dan dat hij een dandy en een lastig en weerspannig man was, de schrik van alle kanselarijen en een nagel aan de doodkist van zijn superieuren. Hij lag op het Saksische departement van buitenlandse zaken met iedereen overhoop. De laatste ruzie met zijn onmiddellijke chef leidde ertoe, dat hij met vervroegd pensioen ging, en ziedaar de kans die eindelijk voor hem gekomen was: hij trok zich terug in een wat verwaarloosd huis, een goed uur sporens van Wenen gelegen, stroopte de diplomatenhuid af en veranderde in een landman, en aangezien hij, als vrijgezel, in het ontoereikende gezelschap van een paar dienstboden en een tuinman verkeerde en desondanks van alles te vertellen had, zocht en vond hij een uitweg in zijn correspondentie. Hieraan danken wij het unieke boek dat Briefe eines Unbekannten heet, een verzameling, door vrienden in 1881 bijeengebracht, nadat de schrijver zelf een jaar eerder was overleden. Het boek is verscheidene malen herdrukt. De tweedelige Insel-Ausgabe is waarschijnlijk de uitvoerigste editie, maar geldt als curiosum. De bloemlezing die in de Manesse-Bibliothek is uitgekomen, omvat nog altij d meer dan zeshonderd en vijftig pagina's. Een beperktere uitgave zag een paar jaar geleden als pocketboek het licht.

Villers was een wasechte kosmopoliet. Hij werd in 1812 te Moskou geboren, als zoon van een Franse refugié en een Saksische moeder. Zijn beste vrienden waren Engelsen, Oostenrijkers, Hongaren. In zijn jonge jaren ging hij graag op reis, later zat hij maar het liefst thuis, tevreden met het avontuur binnen de vier wanden. Zijn vader, die professor in Dresden was geworden, koesterde de wonderlijke eerzucht, hem aan het hoofd van een grote drukkerij te zien staan, maar een stage bij Tauchnitz liep op niets uit (de jongeman liet

[pagina 172]
[p. 172]

zich per draagkoets naar zijn werk brengen) en ook toen hij naar Parijs werd gestuurd om bij Firmin-Didot het vak te leren, was hij wel in de salons en aan de whisttafel te vinden, maar niet in de werkplaatsen van de beroemde drukker. Na een tijd voor huisleraar gespeeld te hebben, verzoende hij zich met zijn vader, voltooide zijn gymnasiale studie, deed examen rechten en trad in Saksische staatsdienst. Ruim vijfentwintig jaar hield hij het daar vol; maar toen hij in 1870 zijn ontslag indiende, kon men moeilijk zeggen, dat er aan hem een eminent gevolmachtigd minister verloren was gegaan. Villers bleek voor geen enkele dienst geschapen te zijn. Hij bereikte zijn hoogtepunt pas, toen hij zijn grote verlangen - de algehele vrijheid - verwezenlijkt kon zien. De eerste brief die van uit zijn nieuwe tehuis te Neulengbach aan zijn vriend, de Pruisenhater von Warsberg, stuurde, is een model van opluchting en idyllische plaatsbeschrijving. Hij had zijn asiel, zijn Tusculum, zijn ‘paradijs zonder Eva’ gevonden. Voortaan zou hij er zich aan wijden, de slotsom van Candide in praktijk te brengen: ‘Il faut cultiver son jardin’.

Wie nu, na negentig jaar, zijn brieven leest, voelt zich letterlijk betoverd. Daar is deze man, die het al bij al toch niet zo ver gebracht heeft, een dwarskop en dilettant, ‘ongezelliggezellig’ en goedmoedig-egoïstisch, en zijn hele wereld bestaat uit niet veel meer dan een park of grote tuin, een vervallen huis, de gedienstigen Cilli, Tilli en Resi en een paar jonge honden. Maar hoe weet hij met zijn verschillende huiselijke wederwaardigheden te spelen - wat voor een perfecte eenheid ontstaat er op deze pagina's tussen de uitgediende ‘Lebemann’ en zijn kleine verrukkingen, zijn kleine zorgen! Alles in de omgeving van Villers krijgt hier zijn eigen gewicht, in elk detail leeft het geheel, en van het geheel - de cultuur van een mensenleven - uit lopen verbindingen naar de meest alledaagse zaken. Villers bezit een eigenschap die in de literatuur - dit domein van de nadenkende handwerksman - zeldzaam mag heten: hij is spontaan, hij reageert steeds onmiddellijk en met zijn hele persoon, en vergeet toch de aanleiding niet, die in den regel praktisch en concreet is. En zo lezen wij zijn brieven, die niet aan ons zijn gericht, alsof zij

[pagina 173]
[p. 173]

toch op de een of andere wijze voor ons bedoeld waren - kan men een schrijver die in de laatste tien jaar van zijn leven de balans opmaakt en zijn ervaring met zijn cultuur in verbinding tracht te brengen en zijn eruditie met zijn zalig nietsdoen, eigenlijk wel beter eren? ‘Ik heb geen Toergenjew nodig om erachter te komen, dat het op een landweg stuift; juist vanwege het stof blijf ik thuis; waarom het opjagen in boeken?’ De man die zo spreekt, is geen idealist of ‘Schöngeist’. Hij is welbeschouwd ook geen schrijver. Een brief van twee kantjes vindt hij al genoeg.

Het type van de begaafde dilettant die pas op latere leeftijd tot produktiviteit komt, is ons sinds de verschijning van de prins van Lampedusa welvertrouwd. Wij kennen de zakenlieden die na hun zestigste jaar naar de pen grijpen en romans gaan schrijven, de staatslieden die het toneel van hun werkzaamheid nog eens willen overzien, de gepensioneerden die hun vrije tijd vullen met het ontwerpen van wereldreddende schema's. Het aardige aan de brieven van Villers is, dat hier een verfijnd en geestig man, een grand-seigneur wie de omstandigheden steeds verboden hebben de hem op het lijf geschreven rol te spelen, zichzelf in alle simpelheid en zonder het grote gebaar van de berusting kan laten gaan, in een soort filosofisch besef van de gelijkwaardigheid van alle dingen. Van wie stamt ook weer het beeld van de dichter als een harp waarvan de snaren door de wind bewogen worden? Bij Villers is het alsof de taal zelf door de dingen die ter sprake komen, in beroering wordt gebracht, de woorden vinden vanzelf hun plaats, de zinnen drukken precies uit wat op dat moment, in dat oude huis, onder die en die boom gedacht werd, en zo natuurlijk voelen wij ons toegesproken, dat wij niet beter weten of het zachtste veertje aait langs ons bewustzijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken