heid. Maar al is het waar, dat vrouwen en oplichters veel praten, op hen geven wij geen acht; wat Mrs. Gamp zegt, gaat het ene oor in en het andere uit, en Felix Krull, die ons amuseert, zal alleen de ijlhoofdigen kunnen verleiden. Wij zouden ze evenwel niet willen missen, die praters, net zomin als de figuren op de planken, die zich voor een volle schouwburg plegen uit te spreken, net zomin als de snapachtige toeristen die, hun transistors overstemmend, in groepjes over onze pleinen gaan.
Met dat al maakt het zwijgen een geweldige indruk op ons. Sla het Evangelie op, en men zal de plaatsen vinden, waar sprake van zwijgen is: het zijn de verhevenste episoden. Lees Tacitus, en men zal ontdekken, dat het zwijgen meer is dan alleen maar stijlmiddel: een wijze van zijn, een manier om zichzelf aan het nageslacht op te leggen, een vitale aanwezigheid, duidelijker en directer dan het gebruik van grote woorden. Misschien zullen voor sommigen stom en dom op hetzelfde neerkomen, maar wie even nauwkeuriger heeft leren onderscheiden, weet, dat ook het besef van de eigen onkunde alreeds een zekere kennis inhoudt, laat staan het besef van de ontoereikendheid van de taal. Boven alles uit gaat echter die wetenschap van het menselijke hart, die er rekening mee houdt, dat men niet alle dingen zeggen kan - eensdeels omdat zij geheim zijn en slechts enkele betrokkenen aangaan, anderdeels omdat zij in onuitgesproken toestand ons meer duidelijk maken dan via onverschillig welk verbaal of literair vehikel. Wie, hetzij als kind of als volwassene, weleens aan een dergelijk zwijgen heeft blootgestaan, kent de verpletterende werking ervan. Het is de taal van de stomme verontwaardiging en minachting, de taal van de onwelwillendheid zelf. Elk woord - dat de arme zondaar nog in zekere zin blij zou kunnen maken - lijkt, zo wordt ons te kennen gegeven, hier verspild.
En dan is daar het grote, het klassieke gebaar van de zwijger, het gebaar dat zijn spreken moet vervangen. Tegenover het eindeloze gemurmel van overredende en liefkozende woorden, tegenover de anekdotes en confidenties, tegenover al hetgeen dienen moet om de gaten op te vullen, de onzeker-