Aan weerszijden van de lijn
Toen Alexander de Grote de grenzen van de destijds bekende wereld bereikte, werd hij luidens de sage teruggehouden door demonische vogels die mensengezichten droegen. Hier begint het rijk der goden, zo beduidden zij hem, wie sterfelijk is verdient geen toegang. Voor iemand die, zoveel duizend jaar later, in zijn kamer zit te schrijven, is dit niet veel anders dan een amusant verhaal. Hij leeft niet meer in een mythische tijd, hij gelooft niet langer in demonen. De wereld kan hem eigenlijk niet nuchter genoeg zijn. Droogjes constateert hij, dat de grens haar geheimzinnig karakter verloren heeft en een uitsluitend politieke betekenis heeft gekregen. Grenzen zijn voor hem alleen maar vervelende dingen: zij dwingen je ertoe een paspoort klaar te houden, zij verstoren je plannen door open te maken koffers, zij leggen je aan banden wat de deviezen betreft. Geen wonder dat er mensen zijn, die nog altijd vol heimwee naar die tijd van voor de Eerste Wereldoorlog terugdenken, toen men gaan en staan kon zoals men wou, waar men wou, wanneer men wou. Maar wat moet er dan wel in ons omgaan, als wij bij Lawrence Sterne lezen, dat het hem, de reizende Engelsman, pas te binnen schoot, dat zijn eigen land en Frankrijk met elkaar in oorlog waren, toen hij al hoog en droog in Parijs zat? Sterne (men kan het in het begin van zijn Sentimental Journey vinden) troostte zichzelf met de gedachte, dat de koning van Frankrijk een goedmoedig man was, die niemand kwaad zou willen doen...
Grenzen zijn er overigens altijd geweest. De eerste mens die voor zichzelf een huis bouwde, zette daarmee een streep tussen zichzelf en de wereld, en ofschoon hij op hetzelfde moment verplicht was voor een deur te zorgen - want anders kon hij in noch uit - hield het blote voorhandenzijn van een muur reeds in, dat men een onderscheid tussen binnen en buiten kon maken. En tussen die twee loopt nu eenmaal een grens. Hieraan vooraf ging natuurlijk het vermogen om überhaupt een onderscheid te maken. Een huis is slechts klein,