wist te schilderen? Een bestaan van zitten, achter een tafel, achter een bureau, van eentonige en veelal ongeïnteresseerde routinearbeid, van blokken 's avonds en op zaterdag en zondag om een onaanzienlijk stapje hoger te kunnen komen (een stapje dat dan bovendien nog vaak uitblijft), een bestaan van allerlei kleine prestigekwesties en statussymbolen, van minderwaardigheidgevoelens, van naijver, van schijn. De directie laat een mat voor haar deur leggen - van lieverlee verschijnen overal matten: een wenk voor het koffiemeisje, dat het dient te kloppen. De trots op de schone handen is reëel - maar wat vermag hij tegen die andere trots, die juist in het gevoel bestaat, dat men vuile handen heeft, omdat men iets kan maken! Máken, dat is wel het laatste wat die schone handen doen kunnen. En de bezitter van die handen geeft er zich in lucide ogenblikken rekenschap van, dat hij eigenlijk niets wil maken, dat hij niets wil doen, dat hij daar maar zit, in de - meestal verzwegen - hoop, ‘dat het zijn tijd wel zal uitdienen.’ Intussen werpt de nadering van de ‘computers’ een schaduw op zijn dagen...
Moesten wij de bedrijfseconoom geloven, dan verkeert de kantoorwereld in een crisis als zij nog niet heeft gekend. Wij kunnennietzeggen, onsmet dit stuk maatschappij vertrouwd te voelen. De literatuur, die duizend-en-een bezigheden en situaties heeft beschreven, heeft zich maar zelden met het kantoorleven ingelaten; zij heeft er ons slechts incidenteel een gevoel van kunnen geven, wat het zeggen wil, in een administratie werkzaam te zijn, elke dag hetzelfde gebouw te betreden en in dezelfde kamer op dezelfde plaats te gaan zitten en een reeks handeling aan te vangen, die door de bank genomen steeds dezelfde blijven. Ik herinner me, als enige ‘grote’ roman, het boek van Martin Kessel, Herrn Brechers Fiasko (dat intussen al zo'n dertig jaar oud is); en ook Tederheid in het geding van onze landgenoot Esteban López vergunt ons in een enkel hoofdstuk een blik in een, weliswaar klein, kantoor. Wij zijn dus aangewezen op onze fantasie en op een paar schaarse ons ter kennis gebrachte feiten. Eén zo'n feit is de salarisschaal in een middelgroot bedrijf, welke zelfs de meest onfilosofische kop nog aan het denken kan zetten over