De Psalmen des Propheeten Davids, in't Hebreeuz genaamd het lof-bouk: bij den propheet verdeeld in vijf bouken
(1624)–Anthonis de Hubert– AuteursrechtvrijNu naar den oorspronkelicken text van woorde te woorde vertaald, ende in nederduijtzen rijme gesteld op de gewoonelicke wijsen, gelijk men die in de gereformeerde kerken singt
2 ½.2 O God kom wilt mij toch ontslaan:
komt Heer tot mijner hulp' in vaerde.
3 Dat elk beschaamd en' schaamrood werde,
van die na mijne siele staan.
Slaats' aerslings, maaktse
| |
[pagina 155]
| |
ter oneeren
die sich verlusten in mijn quaad.
4 Doet hen tot loon van haaren smaad,
die ha ha seggen, aerslings keeren.
5 Dat die dij souken, tsaam in dij
verhuegd sijn, en' in vruegd ontsteken,
laat dijn' heijl-lievende steeds spreken;
Dat God seer hoog gepresen sij;
Doch ik ben arm, van groot behoeven,
o God komt t'mijwars toch in vlijt
gij [die] mijn' hulp', mijn heijland [sijt]:
en wilt o Heere niet vertoeven.
|
|