Inleiding
Suriname is het land waar moskee en synagoge naast elkaar staan, waar mensen uit alle uithoeken van de wereld vredig samenleven en waar culturele rijkdommen van de gehele wereld te vinden zijn. Een mini-Verenigde Naties, een cultureel mozaïek, een multicultureel paradijs.
Tussen 1873 en 1916 kwamen 34.000 Brits-Indische contractarbeiders vanuit India naar Suriname. Zij waren onderdeel van een veel grotere groep Indiërs die zich rond die tijd over de wereld verspreidde. Tegenwoordig verwijst men naar deze Indiase migratiegolf met de term ‘diaspora’. Zoals iedere groep die verhuist, namen en nemen ook de Brits-Indische contactarbeiders hun gewoonten, tradities, cultuur en religie mee. Verschillende Brits-Indische immigranten hadden uit India religieuze voorwerpen en boeken meegenomen. Enkele hindoes hadden een exemplaar van het Ramcharitmanas van Goswami Tulsidas (1532-1623) of van een andere hindoetekst meegebracht en enkele moslims een exemplaar van hun heilige boek, de Koran. De Brits-Indische contractanten begrepen dat ze op elkaar aangewezen waren en dat leidde ertoe dat zij extra hun best deden om de erfenis uit het moederland vast te houden en te activeren. Bovendien kende Suriname vanaf 1876 de leerplicht. Daarom openden de Nederlanders in 1890 zogenaamde ‘Koeliescholen’, waar ook onderwijs werd gegeven in het ‘Hindostansch’. In 1929 werden deze koeliescholen vervangen door districtsscholen, waar alleen nog onderwijs gegeven mocht worden in het Nederlands. Het onderwijs aan de Hindostanen was altijd een verantwoordelijkheid gebleven van de overheid ofschoon het grootste deel van de schoolgaande kinderen onderwijs ontving op christelijk geïnspireerde scholen. De Brits-Indische immigranten waren zich terdege bewust van de consequenties die het christelijk onderwijs op het behoud van de eigen cultuur zou hebben, want in de jaren twintig en dertig was een van de belangrijkste doelen van de toen opgerichte hindoe-organisaties om eigen scholen op te zetten of te pleiten voor meer openbare scholen. In Brits-Guyana stichtte Bhai Parmanand, een vooraanstaand leider van de Arya Samaj, in 1910 de eerste hindoeschool in het Caraïbisch Gebied. In Suriname was de eerste