Samiel); weer doemt kort de Zwarte Jager op. Bij een glas wijn begint Caspar nogmaals over de ‘vrijkogels’ van Samiel. Van de zeven projectielen, die hij voor drie jaar van den Zwarten Jager kreeg, heeft hij er nog slechts een over en deze gebruikt hij om Max over te halen, die er tot zijn verwondering een hoog in de lucht vliegenden adelaar mee neerschiet. Nu is Max overtuigd; hij spreekt met Caspar af, te middernacht in de ‘Wolfsschlucht’ de vrijkogels te gieten. Caspar triomfeert: ‘Schweig! damit dich niemand warnt’.
II 1. In het huis van den houtvester is Ännchen bezig het portret van Cuno's overgrootvader op te hangen; het viel van den muur, toen Max met den vrijkogel den adelaar neerschoot, en verwondde Agatha. Deze beschouwt dit als een slecht voorteeken, maar zij laat zich afleiden als haar nichtje haar plaagt met Max: ‘Kommt ein schlanker Bursch gegangen’. Zij hoorde dien morgen van den Heremiet, dat haar een groot gevaar dreigt en is nu opgelucht, dat het voorspelde ongeval zoo goed afliep. Ännchen gaat slapen, Agathe wacht nog op Max, die zich oefent in het schijfschieten. De rustige sterrenhemel stemt haar vredig: ‘Leise, leise, fromme Weise’. Door het venster ziet zij Max aankomen en nu voelt zij pas geheel, hoe zij van hem houdt (de melodie van ‘süsz entzückt entgegen ihm’ komt ook in de Ouverture voor). Agathe vraagt aan Max, hoe het met het schieten ging en de jonge jager laat haar den adelaar zien. Ook Ännchen is nieuwsgierig en komt nog even binnen. De beide meisjes worden bang, als Max vertelt, dat hij nog naar de Wolfsschlucht moet, zoogenaamd om een hert te schieten, maar Max laat zich