X-Y-Z der muziek
(1936)–Casper Höweler– Auteursrecht onbekend
[pagina 570]
| |
kondiging van het liturgisch gezang ‘Passio Domini Nostri Jesu Christi,’ (Het lijden van onzen Heer Jezus Christus), waarbij dan nog de nadere aanduiding kwam, volgens welken Evangelist het verhaal werd voorgedragen, b.v. ‘secundum Matthaeum’ (volgens Mattheüs). Reeds in de middeleeuwen zong men de Passie en wel op Palm-Zondag volgens Mattheüs, Dinsdags daarop volgens Marcus, Woensdags volgens Lucas, op Goeden Vrijdag naar de beschrijving van Johannes. Dit sober recitatief was aanvankelijk niet precies opgeteekend, maar werd gezongen volgens vaste regels: het grootste deel van elken zin op één toon, maar aan begin en eind een eenvoudige melodische formule; zoo eindigde de Evangelist, d.w.z. de voordrager van het verhalende gedeelte, meestal met de noten a, c, g, a, f, Judas met c, d, e, f, en Petrus met f, e, d, c. Later werd de voordracht van de reeds eerder genoteerde Passie gedramatiseerd, d.w.z. de woorden van de verschillende figuren werden over eenige personen verdeeld terwille van een meer boeiend geheel. In de tiende eeuw schijnt de gewoonte opgekomen, door costumeering en actie de verschillende episoden uit het lijdens-verhaal tot kleine dramatische scènes te maken. Daar het hierbij steeds realistischer toeging (b.v. de wedloop tusschen Petrus en Johannes, wie het eerste bij het graf was), werd dit liturgisch drama later buiten de kerk gebracht. Tot de liturgie van de Lijdens-Week behoort nog steeds de Gregoriaansche voordracht van het lijdensverhaal door drie personen. Ook de Passie heeft de ontwikkeling van de muziek meegemaakt. In de late middeleeuwen werd de Gregoriaansche Passie een enkele maal | |
[pagina 571]
| |
gebruikt als cantus firmus voor een a cappella werk; de oudste motetpassie, zooals deze vorm heet, werd tot voor kort toegeschreven aan den Nederlander Jacob Obrecht (1450-1505), moet volgens prof. Dr. A. Smijers zijn van een zekeren Longheval. De instrumentaal-vocale Passie, met tusschen gevoegde profane, lyrische bespiegelingen, vond haar hoogtepunt in de Passionen van Bach*. |
|