sters: ‘Heeft U mijn Eroica reeds gehoord?’ Het subjectief element in de herschepping mag niet ontaarden in bijschminken, toevoegen en veranderen van wat de componist opschreef, al zijn er enkele uitzonderingen op dezen regel. Maar wanneer een recensent diplomatiek schrijft over het concert van den grooten X: ‘Het was meer X dan Beethoven’, is er toch iets niet in de haak. Om maar te zwijgen van expliceerende en demonstreerende gebaren en gelaatsuitdrukkingen, alsof men voor dooven of achterlijken musiceert.
De ideale kunst van herscheppen is een wonder, dat men slechts door enkele uitverkorenen als Toscanini, Casals, Menuhin, Casadessus geheel kan ervaren. Deze musici spelen precies wat er staat, zij weten op een onpersoonlijke wijze persoonlijk te zijn; men kan hen het best artistieke mediums noemen.
Het herscheppen van composities uit de periode tot en met Bach is voor den hedendaagschen kunstenaar nog moeilijker, dan het voordragen van werken uit de 19e en 20e eeuw. Niet alleen omdat hij kind van zijn tijd is, maar ook, omdat men vroeger weinig of geen schriftelijke aanwijzingen voor tempo en sterkte gaf (zie dynamiek en agogiek, ook phraseering). Vooral Bach's ‘Matthäuspassion’ hoort men in de verschillendste opvattingen. Toch zouden historische kennis van oude herscheppingsgebruiken en psychologisch inzicht- om van de primaire intuïtie niet te reppen - voor de grootste excessen kunnen behoeden. Een enkel voorbeeld: het kleine, dramatisch zoo belangrijke koor ‘Wahrlich, dieser ist Gottes Sohn gewesen’ uit Bach's ‘Matthäuspassion’ hoort men vaak als een snel, geweldig crescendo en decrescendo.