latere werken het symphonisch muziekdrama schiep. Zijn belangrijkste navolger was Richard Strauss*.
In Frankrijk ontwikkelde de opera zich anders. Nadat zij in de 17e eeuw door toedoen van Mazarin uit Italië was geïmporteerd, schiep Lully* de inheemsche tragédie lyrique, die Rameau* muzikaal verrijkte. Een volgende generatie, Gossec en Grétry, cultiveerde de veredelde opéra-comique, voortgekomen uit een parodie op de tragédie lyrique. In de 19e eeuw had Frankrijk twee typen naast elkaar: de pathetische Grand-Opéra, waarvan Meyerbeer* de belangrijkste meester was, en de Opéra-Comique, die zich van de Grand-Opéra in hoofdzaak onderscheidde door gesproken dialoog, inplaats van recitatieven; tot dit genre behoort bijvoorbeeld ‘Carmen’ van Bizet*. Debussy* gaf met zijn lyrisch drama ‘Pelléas’ een Gallisch pendant van Wagner's laatste werken.
In Italië kwam het bij de Napelsche school reeds tot een splitsing tusschen de opera seria (ernstige opera) en de opera buffa (komische opera); ook de laatste had, in onderscheid met de Fransche Opéra-Comique, recitatieven. Verdi*, die als volgeling van Rossini begon, gaf met zijn ‘Traviata’ de eerste veristische opera (zie verisme) en kwam vooral in ‘Aida’ onder invloed van Wagner. Mascagni* en Leoncavallo* maakten van het verisme een sensationeele geschiedenis, Puccini* bracht weer meer verfijning in deze richting.