minder uiteen, dan die van de houten blaasinstrumenten; dat van den hoorn is trechtervormig, dat van de trompet ketelvormig en matig diep, die van de verschillende bazuinen eveneens ketelvormig en bij de kleinste naar verhouding tweemaal zoo diep als bij de trompet, terwijl voor de grootere met de lengte van de buis de diepte van het mondstuk toeneemt. De gewone tuba's hebben mondstukken als van de bazuinen, de Wagner tuba's als van den hoorn. Het verschil in bouw van de koperen blaasinstrumenten is als volgt. De buis van den hoorn is buitengewoon slank, d.w.z. zij heeft een kleine dwarsdoorsnee in verhouding tot de lengte; zij is grootendeels conisch, echter in het midden cylindrisch, terwijl de klankbeker zeer wijd verloopt. De trompet is matig slank, het eerste deel van de buis is cylindrisch, het overige conisch, de klankbeker is matig wijd. De bazuin is iets slanker dan de trompet en voor het grootste deel cylindrisch; de klankbeker is matig wijd. De tuba's zijn het minst slank; de trechtervormige klankbekers zijn zeer diep. Hoe de buizen van de verschillende koperen blaasinstrumenten gewonden zijn, ziet men op de afbeeldingen met een oogopslag, is voorts in de betreffende artikelen beschreven.De volgorde van de grootten is: trompetten, hoorns, bazuinen, tuba's.
De snaarinstrumenten en de slaginstrumenten worden elk afzonderlijk beschreven.