wijze van de meeste componisten sedert het begin van de negentiende eeuw; zij maken eerst een schets van het melodisch en harmonisch verloop der compositie en gaan dan pas instrumenteeren. Om dit goed te kunnen doen moet de componist een betrouwbaar voorstellingsvermogen hebben van de timbres der instrumenten en hun registers. Voorbeelden hiervan vindt men in de artikelen over de diverse instrumenten. Voor het bestudeeren van het tegen elkaar uitzetten van de timbres is een schoolvoorbeeld het voorspel ‘Lohengrin’ van Wagner. Verhandelingen over de kunst van instrumenteeren gaven o.a. Berlioz, wiens ‘Traité d'instrumentation’ door Richard Strauss gemoderniseerd werd, en Egon Wellesz, wiens ‘Die neue Instrumentation’ van belang is voor den instrumentatie-trant van de laatste dertig jaar.