‘Jij natuurlijk,’ zei Van Zutphen en legde Leendert nog eens precies uit waarom een nieuwe alinea hier de aangewezen weg was.
Leendert schreef het precies op om het straks door te kunnen vertellen, want hij wist dat Van Beurden, de auteur, absoluut niet onnadenkend door zou hebben geschreven als hij een nieuwe alinea een verbetering had gevonden.
‘Zo nu nemen we Van Doornen nog even en dan is het gepiept; koffie?’ vroeg Van Zutphen.
Nu, dat wilden ze graag en Van Zutphen bestelde telefonisch. Prompt daarop kwam het meisje aanlopen. Bij mij duurt zoiets een half uur, klaagde Leo, maar ze heeft heel wat aardiger benen dacht hij erachter aan.
Wat vonden jullie?’ zei Van Zutphen nadat ze Van Doornen uit het plastic omslagje hadden gehaald.
‘Niet onaardig,’ zei Leo, maar nu met een zuiniger mimiek.
‘Er moet nog wel het een en ander aan gebeuren,’ zei Leendert.
‘Nou, wat mij betreft kan het de prullebak in,’ oordeelde Van Zutphen en keek Leo over z'n leesbril satanisch aan.
Leo voelde zich enerzijds somber worden, denkend aan de uren die hij nodig zou hebben om Van Doornens tegenwerpingen aan te horen, maar het triomfantelijke gevoel waarmee hij straks Van Zutphens oordeel aan Van Doornen kon meedelen, maakte toch dat Leo zich opmaakte om de harmonie in dit driemanschap te laten zegevieren.
‘Zeg,’ zei Leo na de eerste pagina, ‘als je mij nou jouw correcties straks meegeeft dan hoef ik dat niet allemaal over te schrijven.’
‘Ik ben wel een beetje scherp geweest in de kantlijn,’ aarzelde Van Zutphen.
‘Geeft niet kerel,’ zei Leo vrolijk, ‘daar kan hij best tegen,’ en Leo zag Van Doornens mokkige, opgeblazen smoel al rood worden van kwaadheid en dacht aan zijn zitje.