Bij de grote deuren van de zaal aangekomen, spraken ze, zoals iedere zaterdag, af dat Martijn haar om vier uur zou ophalen.
‘Krijg het nou,’ zei mevrouw de Bruin.
Martijn deed een stap naar voren.
‘Kijk nou 'ns, heeft ie toch gelijk gehad, ik zei het u toch daarstraks in de wagen nog?’
Martijn zag het nu ook. Hier en daar, ineengedoken of wijdbeens en starend zaten gebloemde vrouwen verspreid over het zaaltje. Een bevroren tafereel uit een pantomimevoorstelling van moderne opzet. En daar zat meneer Kalk op z'n oude plaatsje naast de psychologe.
‘Komt u erbij mevrouw de Bruin?’ zei ze. ‘Kijk eens wie daar is meneer Kalk?’ Maar Wouter had het allang gezien en hij glunderde.
‘En kijk eens, meneer Wilbrink, meneer Wilbrink, hier moet u zijn. Uw zuster is bij ons op bezoek, komt u eens.’ En ze kwam op Martijn toe en nam hem mee naar een hoekje achter de deur waar Martijn Martje herkende.
Martje had haar hoofd op haar armen gelegd en keek stiekem door haar haren heen naar wat er gebeurde.
‘Wat zullen we nou beleven,’ zei mevrouw de Bruin verheugd.
‘Uw zuster ook hier! Wouter kom eens kijken, hier is de zuster van meneer Martijn, die ken je toch nog wel, kom nou eens gauw even mee!’ En ze begon aan Wouter te trekken, die heel langzaam overeind kwam.
‘Kom, laten we gezellig aan deze tafel gaan zitten,’ zei mevrouw de Bruin en ze deed net of ze niet opmerkte dat Martje haar hoofd omgedraaid had en nu naar de muur was gaan kijken.
‘En kijk eens wat ik heb,’ zei mevrouw de Bruin en ze pakte de sokken uit en gaf ze aan Wouter.
‘Voor m'n schoenen,’ zei Wouter en hij keek hulpeloos