zichzelf dat het even stil was.
Barbara maakte gebruik van die pauze.
‘Thomas, Martje is geen zes meer!’
‘En wie moet er voor opdraaien?’ vroeg Thomas aan Barbara. ‘Ik toch?’
Nu keken Martje en Barbara verbaasd.
‘Hoezo?’
‘Wie zal, wie zal het...’ Thomas zweeg, moeten betalen wilde hij zeggen en walgde van zichzelf.
‘Het is niet zo duur papa,’ raadde Martje z'n gedachten, ‘zodra 't kan zal ik gaan werken.’
Hiervan werd Thomas zo beroerd dat hij Barbara hulpeloos aankeek. ‘Je bent te klein voor zulk soort speelgoed.’
‘Martje is achttien,’ zei Barbara.
Martje glimlachte haar toe.
‘Je was niet goed toen dat gebeurde Martje, je was ziek toen het verwekt werd, weet je nog wel,’ fluisterde Thomas.
‘Toen wel, maar nu niet meer,’ zei Martje.
Haar vader keek naar de grond.
‘We kunnen je niet blijven verzorgen,’ Thomas vroeg het aan Barbara.
Barbara zweeg.
‘Dat hoeft ook helemaal niet,’ zei Martje.
‘Maar je verpest je hele leven er mee,’ smeekte Thomas.
‘Het is mijn leven,’ zei Martje.
‘Nee,’ zei Thomas, ‘je vergist je, begrijp me nou toch.’
‘Nee Thomas, daarin kan ze zich niet vergissen,’ zei Barbara.
‘En Leo dan?’ vroeg Thomas, ‘komt die nog ergens in het verhaal voor?’
‘Nee,’ zei Martje, ‘hij komt niet meer voor.’
‘Maar 't is zijn kind toch,’ pleitte Thomas.
‘Hij heeft het geofferd,’ zei Martje, ‘aan mij.’
En Thomas zag Lisa voor zich, het effen gezicht waarmee