‘Laat maar zitten,’ zei De Bruin.
‘Ik kan wel duidelijker worden als het moet.’
‘Ja, laat maar zitten,’ weerde De Bruin af en bestelde alleen een pilsje voor zichzelf.
Daarop zwegen ze weer een tijdje terwijl Sjef een slok nam, z'n kin in de lucht stak en het bier naar binnen liet klokken en De Bruin zat te kijken naar het bier dat stil bleef staan terwijl hij het glas ronddraaide.
‘Dat zal ik nooit begrijpen,’ zei De Bruin.
‘Wat zal jij niet begrijpen?’
‘Dat de pils niet meedraait,’ zei De Bruin filosofisch, tot teleurstelling van Sjef die iets pikanters verwacht had.
‘Dat komt van de evenaar,’ zei Sjef, ‘had jij het niet over dat badkamertje?’ vroeg hij toen.
‘Ja,’ zei De Bruin, ‘daar had ik het over.’
‘Badkamertje in Buitenveldert, dat wil die man gedaan hebben in decorreliëf met rose badkuip geloof ik of zoiets. Dat kan je wel hebben van me, voor wat ik gehad heb.’
‘Maar de kuip is toch voor de loodgieter?’ vroeg De Bruin die liever niets meer wilde horen over de vergoeding die Sjef genoten had.
‘Jij bent toch loodgieter, is het niet zo?’ en Sjef liet het nieuwe idee vergezeld gaan van een stomp tegen z'n arm en een knipoog.
‘Natuurlijk ben ik dat,’ zei De Bruin en knipoogde terug. ‘Nooit anders gedaan,’ deed hij er nog bovenop.
‘De provisie van het sanitair is natuurlijk voor mij,’ legde Sjef de spelregels uit.
‘Natuurlijk,’ knikte De Bruin instemmend. ‘Kranen ook?’ vroeg hij toen.
‘Kranen ook,’ zei Sjef.
‘Ze zullen toch geen gemeenteboiler moeten?’ vroeg De Bruin bedrukt.
‘'t Is een man alleen,’ zei Sjef.