weest, dacht Leo. Het moet waarachtig niet meegevallen zijn om voor de koffiebekertjes de kleur uit te kiezen die koffie eruit doet zien als afwaswater... van? Het viel niet mee deze omschrijving nader te preciseren. Hij zou het Roos eens voorleggen vanmiddag.
De daaropvolgende commissie maakte dat Leo het gevoel kreeg helemaal niet weggeweest te zijn. Italië leek van de aarde weggevaagd. Thomas een stofje op zijn revers en Martje herinnerde hij zich als een vage hoofdpijn na een lange, doorgerookte avond. Nee, er was niets veranderd: het onderzoek zou nooit van de grond komen als niet aan de randvoorwaarden zou worden voldaan, de zaak moest goed doortimmerd zijn anders moest het nog maar eens met ‘de betreffende persoon’ worden ‘doorgesproken’.
Zodra de laatste student de deur uit was, stak Leo een sigaret op en greep de telefoon. Dit was het spannende ogenblik. Het nummer van Roos was in gesprek. Ongeduldig draaide hij het nog eens en kreeg haar collega aan de telefoon. Roos moest nu eindelijk toch eens werk maken van een eigen nummer. Het begon toch wel hinderlijk te worden dat hij zich telkens melden moest bij die konkelaar die - en Leo was daar altijd benauwd voor - ook een oogje op haar had.
‘Mevrouw Laroy, nee, niet gezien vandaag.’
Leo kon het niet geloven. ‘Zou ze nog komen?’
Nee, daar wist hij niets van af.
De secretaresse misschien?
Nee, die wist het ook niet. Ze hadden haar wel verwacht ja.
‘Had ze afspraken vandaag?’
Nou nee, dat kon hij zo niet zeggen, hij kende haar afspraken natuurlijk niet.
Wat te doen, Leo zat verbijsterd met de hoorn in z'n hand. De teleurstelling was nauwelijks te verwerken. Zou hij nu