Bij ons schijnt de zon
(1983)–Marijke Höweler– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 201]
| |
38 Climbers do it falling downBij de ingang van de aula stond Hugo in zijn mooie grijze pak. Het wachten was op Leo. Hugo was opgewonden, zag Leo en hij liep met tegenzin met hem mee. Bij de betonnen pilaar, naast de grasgroene bank aangekomen, fluisterde Hugo: ‘Ik doe het!’ Leo deed zijn uiterste best om de inhoud van de mededeling te doorgronden. Leo zag diverse automerken aan zijn geestesoog voorbijgaan: surfers do it standing up, climbers do it falling down, Leo was nét gearriveerd bij het gierzwaluwtje dat het in de lucht scheen te doen zoals hij uit zijn laatste natuurfilm had opgestoken, toen Hugo dringend zei: ‘Ik ga scheiden. Je had gelijk kerel, je had volkomen gelijk!’ ‘Is het dan niet te duur?’ vroeg Leo. ‘Nee,’ zei Hugo triomfantelijk, ‘dat is toch opgelost. Ik heb je moeder meteen laten tekenen, ik dacht dat overkomt ons geen tweede keer nietwaar?’ Hij legde zijn hand vertrouwelijk op Leo's mouw. Leo trok terug: ‘Hou je er wel rekening mee dat de helft van mij is?’ ‘Waar staat dat?’ vroeg Hugo. ‘Bij je thuis,’ zei Leo. ‘Je weet hoe Wiesje is,’ zei Hugo joviaal, ‘makkelijker van aannemen dan van teruggeven. Ik wens je sterkte kerel, tjonge jonge!’ En Hugo begreep niet zo goed waarom hij nu helemaal alleen naar Rosa's toespraak moest. Leo zou hem Van der Loo toch aanwijzen?
‘Dames en Heren,’ zei Rosa en voelde haar hart in de keel kloppen. ‘In een tijd waarin hoogleraren regelmatig verzoeken | |
[pagina 202]
| |
van hun functie ontheven te worden, vergt het enige toelichting wanneer men besluit het ambt te aanvaarden. In een redactioneel artikel van het Journal of the History of Medicine wordt gesproken van een ziekte, bureaucratie geheten, die kwaadaardige gezwellen vormt welke het instituut binnendringen en zich erin verspreiden. Er heerst kanker op onze universiteiten zo meent men. Geen wonder dat mijn aanstaande collega's vertrekken. Wie zou zich in zo een werkklimaat verheugen?’
Er begon wat gefluister en geschuifel uit de zaal op te klinken en dit werd waarachtig niet veroorzaakt door het nuttigen van meegebrachte etenswaren. Want de levensgrote dia welke achter Rosa's hoofd in die plechtige aula geprojecteerd was, maakte het maar al te duidelijk dat dat verboden was.
‘Dat het probleem niet nieuw is,’ zo ging Rosa dapper verder, ‘zou ik aan het volgende citaat willen demonstreren. In het begin van de dertiende eeuw, zei een der kanselieren van een Parijse kloosterschool: “Vroeger, toen iedere leraar onafhankelijk doceerde en de naam universiteit zelfs nog onbekend was, werden er veel colleges gegeven; men had nog hart voor zijn studie. Nu Gij u verenigd hebt om een universiteit op te richten, zijn de lezingen zeldzaam geworden en stelt het onderwijs nog nauwelijks iets voor; de tijd welke aan het onderwijs ontnomen is, wordt verspild aan vergaderingen en discussies.” Ik citeer nog steeds uit de dertiende eeuw,’ zei Roos en nam een slokje water. ‘“Tijdens deze bijeenkomsten, als de ouderen beraadslagen en reglementen opstellen, zijn de jongeren bezig met het smeden van afschuwelijke complotten.” “De rol van een universiteit dient beperkt te blijven tot | |
[pagina 203]
| |
die van de zuivere wetenschap,” zo waarschuwde kanselier Jean Gerson in het jaar 1400. Maar zijn raad werd in de wind geslagen. De maatschappelijke geëngageerdheid van de universiteit nam toe en werd zo intensief dat de docenten nauwelijks tijd hadden voor het geven van colleges. Het peil van het onderwijs liep terug en het aantal studenten dat zich voor deze vorm van onderwijs aanmeldde, nam af,’Ga naar voetnoot* Hoorde Roos het goed, werd er geroepen? ‘Enige overeenkomsten met onze tijd doen zich voor,’ zei Roos ofschoon ze in haar hart geen enkel verschil zag. ‘Ook ónze maatschappelijke geëngageerdheid nam de afgelopen twintig jaar toe. Ook onze universiteit werd gedemocratiseerd en ook onze studentenaantallen lopen terug. Wij verloren de zuivere wetenschap uit het oog en raakten meer en meer verzeild in de politiek. En last but not least: er wordt een vakgroep feministische psychologie opgericht waarvan men bij voorbeeld verwacht dat zij de onderdrukking van de vrouw helpt verminderen. Een politiek streven bij uitstek.’ Weer werd er geroepen, Rosa kon het niet verstaan. ‘Wat is dat eigenlijk, die zuivere wetenschap? Er is goede reden om het bestaan ervan in twijfel te trekken. Immers, elke vraag die wij ons stellen wordt niet alleen beïnvloed door ons verstand, maar evenzeer door onze achtergrond, onze economische situatie enzovoort. Ik meen zelfs dat de grond van ons verstandelijk handelen een emotionele is. Niet alleen zijn onze vragen daardoor beïnvloed, hetzelfde geldt voor de antwoorden. Kortom wie de zuivere wetenschap wil beperken tot lo- | |
[pagina 204]
| |
gica en ratio zal toe moeten geven dat het op z'n minst twijfelachtig is of zij wel bestaat. Dit geldt ook voor de natuurwetenschappen,’ riep Rosa er krijgslustig achteraan. Dit gaf enig instemmend gemompel. Het ging helemáál al wat beter met Roos vonden de feministen links achter. Maar Rosa wist dat zij straks deze adhesie weer zou verliezen en vroeg zich af of er nog iemand op de receptie zou komen. ‘Welnu,’ zei Roos, meer tegen zichzelf dan tegen haar toehoorders, ‘ik wil een alternatief onder uw aandacht brengen. En ik durf dit vooral te doen omdat in deze uitzonderlijke situatie het vragenuurtje achterwege mag blijven. Onze universiteit zou gebaat zijn bij nieuwsgierigheid, bij verwondering en niet te vergeten bij bewondering. Een religieuze verwondering zelfs, omtrent de materie, de cultuur en onszelf. Wellicht lijkt u dat een typisch vrouwelijke wetenschapsopvatting. Het is die van Einstein.Ga naar voetnoot* Is onze universiteit een optimale omgeving om deze emoties te laten floreren? In veel opzichten is het antwoord nee. Het is een grote organisatie, daarom log en conservatief. Hoe vreemd het ook klinken mag, gedemocratiseerd conservatisme is vele malen conservatiever dan hiërarchisch gestructureerd conservatisme. En toch meen ik dat er een uitweg is.’ Hier had Roos lang over moeten nadenken. ‘Het is opvallend hoe een klein aantal mensen het was dat in vorige eeuwen grote wetenschappelijke vooruitgang bracht. Het aantal wetenschapsmensen verduizendvoudigde. Het aantal grote wetenschappelijke vondsten nam lang niet in die mate toe en kwam bovendien lang niet altijd uit universitair onderzoek voort. De reden hiervan is waarschijnlijk dat het aantal genieën en getalenteerden gelijk bleef. De | |
[pagina 205]
| |
uitweg uit onze impasse is een oude en dikwijls bewandelde weg. Ik wil ervoor pleiten,’ zei Rosa, ‘de talentvolle enkelingen onder onze studenten op te sporen en hen in staat te stellen hun gaven te ontwikkelen met alle ons ten dienste staande middelen. En dat zijn er vele als wij ze niet verspillen aan velen.’ Er begon tumult te ontstaan. Rosa begon wat sneller te lezen. ‘En daarvoor is van ons, wetenschappelijk personeel, verwondering en bewondering nodig. Dit is mijn opvatting omtrent mijn leeropdracht: Ik stel mij tot taak om u, studenten, te leren hoe u zich zult kunnen blijven verwonderen over vrouwen. Enkelen, heel enkelen onder u zullen de vragen die onze aandacht gaande hielden, kunnen beantwoorden en ons nieuwe vragen voorleggen. Ik zal ernaar streven hen te beschermen tegen democratisering, tegen conservatisme, tegen minder begaafden, tegen mijzelf.’ ‘Elitair gelul,’ zo klonk het nu ook voor Rosa duidelijk hoorbaar uit de zaal en het boegeroep nam hand over hand toe. Er werd gescandeerd geklapt: ‘Queen bee, Queen bee, Queen bee!’ De genodigden op de eerste rij bogen zich naar elkaar toe om zich in het tumult verstaanbaar te maken. ‘God bewaar me,’ zei Leo die ongelukkigerwijs naast Van der Loo terecht was gekomen, ‘dat gaat fout!’ ‘Maak je geen zorgen,’ fluisterde Van der Loo. ‘In september is het afgelopen.’ ‘Wat zeg je?’ vroeg Leo. ‘Die vakgroep wordt opgeheven,’ zei Van der Loo. ‘Het was de enige oplossing.’ ‘Waarvoor?’ vroeg Leo. ‘Personeelsafvloeiing,’ zei Van der Loo. ‘Het spijt me voor | |
[pagina 206]
| |
Rosa. Ik had geen keuze.’ ‘Jij godverlaten knutselaar,’ riep Leo en zijn hart vloeide over van liefde voor Rosa.
Rosa moest wachten tot ná de receptie, tot ná het diner, tot ná de koffie na het diner. Toen pas mocht ze zich naar Buitenveldert laten brengen, door Barbara, door Thomas en door Leo. Dronken, wit en klappertandend, zat ze op Leo's bank. En Leo haalde een deken en sloeg die om haar heen. En Thomas zocht naar de thermostaat om de verwarming hoger te zetten. En Barbara zocht naar de koffie om koffie te zetten. En Rosa zocht naar haar verdriet en vond het in Leo's armen. En Rosa zocht naar een zakdoek en vond hem in Leo's zak. ‘Madonna,’ zei Ernest terwijl hij, in zijn pyjama, knipperend tegen het licht, de kamer binnenstapte: ‘Is dat nou feest in Holland?’ |