| |
| |
| |
Hoofdstuk XXV.
Besluit.
Soerabaia
Juni 188-
Lieve Nelly.
Zooals een jonge advokaat doet, die zijn zaak gaat bepleiten, roep ook ik de clementie van den rechter en de welwillendheid van 't publiek in, al is het ook om geheel andere redenen en al zijn hier de rechter en het publiek ook in één persoontje vertegenwoordigd.
Na dit raadselachtige begin zal ik wat duidelijker worden, anders loop ik nog gevaar, dat je dit epistel ongelezen ter zijde legt en dat zou mij spijten, daar het een groot nieuws bevat.
Gisteren avond moet je weten, heb ik voldaan aan het verlangen van den heer Verduijn om zijne vrouw en de moeder zijner kinderen te worden.
Nu zul-je het misschien wel niet aardig van mij vinden, dat ik er je nooit iets van verteld heb, want natuurlijk zag ik het reeds sedert geruimen tijd aankomen. Welnu, daarop doelde mijn aanhef.
| |
| |
Je moet dus maar niet boos op mij zijn en mij niet van gebrek aan vertrouwelijkheid beschuldigen. Reeds dikwijls heb ik in mijn brieven je er iets van willen zeggen, doch, zoolang ik geen zekerheid had, deinsde ik er voor terug. Ik meende wel opgemerkt te hebben, dat hij, na den dood zijner vrouw, nu ongeveer twee jaar geleden, in zijn houding tegenover mij veranderd was en hoe langer hoe meer op een voet van gelijkheid en vertrouwen met mij trachtte te komen, doch ik was bang er te veel beteekenis aan te hechten. Wij vrouwen bedriegen ons zoo vaak in zulke gevallen en denken zoo licht wat wij hopen, dat men niet te voorzichtig kan zijn. Nu echter wil ik je bekennen, dat ik langzamerhand veel achting en sympathie voor den heer Verduijn ben gaan koesteren en het mij dus niet moeielijk zal vallen hem als gade lief te krijgen. Hij is een degelijk mensch in 't genre van jouw man en je weet welk een gunstige indruk ik reeds dadelijk van hem kreeg.
't Engelachtige geduld, waarmede Frederik, zoo is de voornaam van mijn aanstaande, de grillen en kuren zijner eerste vrouw verdroeg, toonde mij welk een goeden inborst hij had en de uitstekende zorgen, welke hij voor zijn kinderen droeg versterkten mij in die meening. Ik ga dan ook
| |
| |
zonder schroom de toekomst met hem in en weet, dat hij een braaf echtgenoot voor mij zal zijn.
En ik hoop hem door mijn liefde en toewijding te vergoeden, wat hij in zijn eerste vrouw miste, die, naar ik langzamerhand vernam, van 't begin van hun huwelijk af, hem 't leven ondraaglijk maakte door haar ongestadigheid en zelfzucht. Hij was dan ook spoedig over haar verlies getroost en 't was alleen uit eerbied voor haar nagedachtenis, voornamelijk tegenover de kinderen, dat hij zoo lang wachtte met mij te vragen. Wat de kinderen betreft, verwacht ik ook geen moeilijkheden; Elza was nog zoo klein, toen ik bij haar kwam, dat zij zich bijna den tijd niet herinnert, dat ik niet voor haar zorgde en zelfs nog tijdens 't leven harer mama was zij altijd om en bij mij. De jongens zijn, zooals je weet, in Holland en de beide oudste meisjes, Jeanne en Dora, zijn een paar vroolijke, gezellige huisgenooten, die er reeds sedert hun terugkomst aan gewend zijn mij aan 't hoofd van het huis te zien. Zij zijn er zeer mede ingenomen, dat hun papa gaat hertrouwen met iemand, die ze zoo goed kennen, en wij gaan heel prettig met elkander om.
Ook zal het wel zoo lang niet duren, of ze zullen zelf huwelijksplannen krijgen - de meisjes
| |
| |
trouwen hier meestal zoo vroeg - en ze zien er beiden allerliefst uit. Jeanne is eigenlijk al zoo half geëngageerd, doch, daar haar uitverkorene op een positie wacht, is 't nog sub rosa.
Wat ons huwelijk betreft, zal ik je wel niet behoeven te zeggen, dat dit heel kalm in zijn werk zal gaan.
Toevallig vertoeven Herman en Corrie op 't oogenblik in Malang, daar hun huis op ‘Land Hoorn’ verbouwd wordt, ik ga er van avond ook heen, d.w.z. naar Malang, omdat ik, verloofd zijnde, hier in huis niet blijven kan. Verduyn brengt mij en de volgende week teekenen wij er aan, dan keert hij nog voor een dag of veertien naar Soerabaia terug om ons home een weinig in orde te maken en, omdat de meisjes zoolang niet alleen kunnen blijven. Daarna komt hij weer in Malang terug om te trouwen. Wat gaat dat alles vlug hier, vind-je niet? doch wij kennen elkander al zoolang, en ik kan thuis zoo slecht gemist worden. En waarvoor zouden wij dan ook langer geëngageerd blijven? Ik zie erg tegen die logeerpartij bij Herman en Corrie op, daar de laatste er met de jaren niet op verbeterd is. Ze is indolenter en lastiger dan ooit en is vreeselijk teleurgesteld, omdat ze in haar tweede huwelijk geen kinderen meer heeft gekregen.
| |
| |
De Vreeswijkjes waren thuis niet meer te houden en werden een poosje geleden en gros naar Holland gezonden. Marie is met een der assistenten getrouwd, doch heeft het heel slecht getroffen, daar haar man drinkt en dan niet bizonder liefelijk is. Herman, wiens gezondheid in den laatsten tijd veel te wenschen overlaat - ik geloof dat 't komt door 't vele eten, dat Corrie hem geeft - zou 't liefst repatriëeren, doch Corrie wil niet naar ‘die Golland,’ zooals ze zegt. Toch zie ik hen den een of anderen dag nog eens daarheen trekken ter wille van de kinderen en alsdan zullen onze landgenooten 't genot smaken eens een echt Indisch huishouden te zien, zooals er vroeger per zeilschip aankwamen. Evenals Corrie zijn de kinderen typisch Indisch. Herman gelijkt in niets meer op hetgeen hij was, toen hij Holland verliet.
Heb ik je ooit verteld, dat ik laatst eens een visite heb gehad van mevrouw Oyens, je weet de dame, bij wie ik in betrekking kwam, toen ik pas in Indië was? Nu - haar man was kort te voren gestorven en nu ging zij met de kinderen naar Utrecht, waar zij nog familie had. Uit alles wat ze mij vertelde, kon ik wel opmaken, dat zij niet erg gelukkig was geweest in de laatste jaren en dat ik niet de eenige gouvernante was, aan wie
| |
| |
haar man 't hof maakte. Haar bezoek kwam mij dan ook als een soort van amende honorable voor, omdat zij mij indertijd valschelijk beschuldigd had. Wat zij later van haar man gemerkt had, bracht haar zeker op 't vermoeden, dat hij toen ook schuld had en ik niet. Ze bekende dit wel niet rechtstreeks, doch liet het toch zoowat doorschemeren. Ik zei natuurlijk niets, daar ik het een te delicaat onderwerp vond om aan te roeren en 't is bovendien zoo'n tijd geleden, dat ik het hem reeds sedert lang vergeven had en hem haast vergeten was.
Je weet zeker wel, dat je schoonbroer naar Atjeh is geplaatst: Christien, moedig en flink als altijd, gaat mee met haar babies en ziet er niets tegen op. Vóór hun vertrek naar Batavia, waar ze eenigen tijd zullen vertoeven, waren ze nog een paar dagen hier en het was bepaald een genot om hen te zien, zoo welvarend en gezond zag de geheele familie er uit. Dat wij veel over je spraken, begrijp je. Ik had juist je portretten ontvangen, die Christien nog niet gezien had. Wat is het toch een aardige groep, al zie jij, lieve Nelly er bespottelijk jong uit voor de moeder van vier kinderen! En wat is Fanny mooi geworden en wat gelijkt zij sprekend op haar vader, evenals 't kleintje trou- | |
| |
wens. Dora daarentegen is precies je evenbeeld. Ik vond het wel aardig dat viertal zoo gezellig bij elkander te zien en, toen ik het aan de meisjes vertoonde, kostte het haar heel wat moeite te begrijpen in welke verhouding ze eigenlijk tot elkander en tot ulieden staan. Schrijf mij vooral veel van hen, ook van Max, die mij verbazend groot voorkwam. Als alles goed gaat, hoopt Verduyn over een jaar of drie zijn ontslag te kunnen nemen en dan gaan wij in den Haag wonen. Ik verheug mij zeer in dat vooruitzicht, ofschoon het ondankbaar van mij zou wezen, als ik het goede vergat, dat ik hier ondervonden heb.
Zoo het leven in eenige opzichten hier moeielijker is dan in Holland en het klimaat en de zeden vele menschen doen achteruitgaan, zoowel op zedelijk als op lichamelijk gebied, is dit toch niet noodzakelijk. Voor hen, die de kracht en den wil hebben, om zich tegen 't kwaad te verzetten, blijft het een gezegend land en waarlijk edele karakters kunnen er zich even goed staande houden en ontwikkelen als in Europa. Is de strijd wellicht grooter, de overwinning daardoor des te glorierijker.
Ook ik heb hier bitter geleden en vaak mijn uren van wanhoop gehad, doch gelukkig ben ik ze steeds te boven gekomen en thans, nu ik aan den
| |
| |
aanvang van een nieuw tijdperk sta en op 't punt sta mijn lot te verbinden aan dat van den man, dien ik hoogacht en liefheb, zegen ik mijn verblijf onder de tropen en beken ik gaarne, dat er naast veel leed ook veel liefs is.
En nu vaarwel voor heden - geloof mij met hartelijke groeten, ook aan je waarden man,
steeds
Je je liefhebbende
Augusta Batenburg.
|
|