Het boek met verrassingen(1897)–Thérèse Hoven– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende De negertjes en de olifant. Drie negertjes, uit Afrika-land, Die plaagden eens een olifant, Zij trachtten zijn sterke ooren Met scherpe pijlen te doorboren. Dat deed hem natuurlijk pijn, Maar zoo wreed kunnen negertjes zijn. Maar de geplaagde olifant, Uit 't warme Afrika-land, Die nam water in zijn langen snuit En blies daarmee 't spelletje uit. Al kon de olifant ook niet spreken, Hij wist zich toch terdeeg te wreken. De jongens werden heelemaal nat En trilden daarbij als een blad. Ze vielen af, al van den boom En ploften neder in den stroom. Toen leefde de olifant uit Afrika-land, Verder weer rustig aan 't strand. [pagina 10] [p. 10] DE NEGERTJES EN DE OLIFANT. [pagina 11] [p. 11] HOE DE MAAN AAN EEN HOED KWAM. [pagina 12] [p. 12] DE NEGERTJES EN DE OLIFANT. [pagina 13] [p. 13] HOE DE MAAN AAN EEN HOED KWAM. Vorige Volgende