| |
| |
| |
Uw dienstwillige dienaar: de psychologie
door Dr. M.J. Langeveld
‘Twee weten meer dan één, twee zien meer dan één’, deze primitieve volkswijsheid ligt ook ten grond aan het verstandig inzicht van dengeen, die in opvoedingsmoeilijkheden eens met een ander te rade gaat, wiens ervaring en oordeel hij hoogschat. Men vindt echter slechts zelden dien raadsman vlak bij huis, zelden is men zo gelukkig de rijke kennis der eeuwen, de toegewijde overgave van een man of vrouw die zijn of haar opvoedingstaak als roeping ziet, bij de hand te hebben, wanneer men ze nodig heeft. Het zijn de boeken, die ons als trouwe vrienden, als ‘goeie buren’ in de nood terzijde staan. Goed gekozen en... goed gelezen, zijn ze trouwe helpers. ‘Goed gelezen’, want men kan over opvoeding en de psychologie in haar dienst, niet lezen onder het theeuurtje noch is het mogelijk met braaf geleerde kennis iets uit te richten, als men zich door die wetenschap niet innerlijk heeft laten vormen; wanneer men niet zelf zich heeft laten opvoeden vóór en aleer men er toe overgaat, met het thans eigen geworden nieuwe, de aan ons toevertrouwde pupillen ‘te lijf te gaan’. Ja, zo uiterlijk als ‘te lijf gaan’ kan het hele opvoedingsproces helaas blijven, als wij ons niet werkelijk innerlijk laten verrijken en verdiepen, wanneer wij slechts voortzeulen in de baan, die wij door sleur geleid betreden hebben. Zonder zelfonderzoek, zonder zelfopvoeding, geen opvoeding van den ander. Wie wil opvoeden, wie zich in de taak zelf voor het feit gesteld ziet, zal moeten weten hoe en wie zijn pupil is, hoe en wie hij zelf is, hoe hij in mag grijpen, waar en wanneer. Maar deze psychologische vragen zijn niet genoeg, hij zal ook moeten weten waartoe hij op moet voeden, hij zal moeten weten wat hij zaaien en wat hij wieden moet, opdat een oogst - zo mogen wij bidden - zou kunnen rijpen. Dat is de paedagogiek.
Doch het een kan niet zonder het ander, dat is nu duidelijk en allen, die deelhebben aan de opvoeding van het kind, zouden de handen tot die ene taak ineen moeten slaan en de psychologische zijde der opvoedingsproblemen bestuderen, zogoed
| |
| |
als de paedagogisch-ethische, de religieuse, opdat de mens het zijne bij zou kunnen dragen tot de beïnvloeding van het grote proces der menswording. Ouders, onderwijzers en leraren, geestelijken, doctoren, maatschappelijke werkers, jeugdleiders, juristen en wie nog meer, zij allen dragen daartoe het hunne bij en hebben hun gemeenschappelijke zowel als hun afzonderlijke problemen. ‘Getrennt marchieren, zusammen schlagen’ is hier misschien een wat gewaagd beeld, maar het drukt toch iets uit van de activiteit op onderscheiden maar niet gescheiden gebieden.
Ook in het afgelopen jaar - en wij moeten ons tot 1934 beperken - verschenen weer talrijke bijdragen, enkele grote samenvattende werken, echter daarnaast vele populair gehouden geschriften over de meest uiteenlopende onderdelen van dit grote proces, waarvan wij zoëven spraken. Werken van algemeen psychologische aard als Roels' standaardwerk, waarvan thans twee delen verschenen zijn, naast eenvoudiger werkjes van Rombouts, of Waterink's inleidende maar toch principieel gehouden Hoofdlijnen der Zielkunde, zagen het licht. Doch ook op gebieden, die ons thans meer direkt bezighouden verschenen algemener werken van verschillende omvang en betekenis. Duyvendijk, J.B. Visser en S. Visser gaven een Paedagogische psychologie in hoofdzaak bestemd voor de kweekschool, van Broermann's Algemene zielkunde (in bijzonder verband met de paedagogiek) verscheen in Zuid-Nederland een Nederlandse bewerking. Dat laatste, een katholiek werk, is er één onder de vele dat dit jaar van die zijde verscheen. Dit wijst op een grote activiteit, die op zichzelf weinig zeggen zou, wanneer niet ook een aantal zeer goede publicaties aan te wijzen waren en dit is stellig het geval. Reeds noemden wij het standaardwerk van Roels, maar daaraan zouden we toch nog op z'n minst de vertaling moeten toevoegen van Bopp's werk, in het Nederlands getiteld Jeugdopgang, Handboek voor Jeugdleiding. Bopp is niet slechts een man van grote paedagogische aanleg en ervaring, hij is ook goed op de hoogte van modern psychologische
| |
| |
inzichten. Hij is niet formeel, geeft zelden abstrakte voorschriften, maar oriënteert goed, geeft verstandig en doelbewust raad. Natuurlijk, men kan van mening met hem verschillen, men zal soms een beslissing meer zien getroffen worden op godsdienstige gronden dan op gronden van empirie, maar dat betreft welomschreven gebieden en als niet-katholiek hoeft men zich daaraan niet te stoten. Dat kan men bij dit boek rustig op de koop toe nemen. Van de hand van anders-gezinden verscheen dit jaar een dergelijk werk van gelijke waarde niet. Iets van enigszins gelijke aard als het voorgaande boek van Bopp is dat van Vorrink: Om de vrije mens der nieuwe gemeenschap. Van wereldbeschouwing zeer verschillend, is toch beider doel, de geloofsgenoten of geestverwanten een oriënterend werk in handen te geven, dat bij de arbeid onder de jeugd, m.n. onder die der puberteit, als richtsnoer dienen kan. Vorrink's werk is als o.i. eerste poging in die richting van grote betekenis. Interessant is het dubbel, omdat het accent hier van ‘socialistisch’ op ‘democratisch’ geschoven is, zodat in menig opzicht ook de opvoedkundige problemen er anders uit gaan zien. Eén kwaliteit valt in Vorrink's boek bijzonder te loven. Dit is de helderheid en eenvoud, waarmee het gehele werk geschreven is, zodat het stellig toegankelijk is voor een zeer ruime lezerskring. Dit geldt zowel voor het gedeelte, dat de vragen van wereldbeschouwing, als voor dat, wat de psychologische kwesties behandelt.
Nog ander werk van katholieke auteurs, ook van minder direkt praktische doelstellingen uitgaande, zullen wij verderop tegenkomen. Voor ouders en opvoeders is er trouwens ook dit jaar weer veel verschenen, dat van algemeen en direkt praktisch belang is. Zo geeft Künkel's Karakterkunde van de jeugd een handige en eenvoudige samenvatting van zijn opvattingen en het valt niet te betwijfelen, dat allen - van welke richting ook - niet slechts van Künkel geleerd hebben, maar een zekere mate van invloed van hem ondergingen. Geheel van deze tijd zijn z'n Crisisbrieven en z'n geval uit de praktijk: Genezing
| |
| |
van angst. Dat geldt natuurlijk van Alfred Adler niet minder en twee werken van hem werden dit jaar bij ons vertaald: Menschenkennis en De psychologie van het individuele op school en in het gezin. Men kent Adler's heldere, direkt pakkende wijze van schrijven over altijd aan de praktijk ontleende gevallen. Dat zijn geen laboratorium-problemen, neen - dat zijn de gebeurlijkheden des dagelijksen levens: mensen in nood, kinderen in het nauw, vaders en moeders en schoolmeesters in hun moeilijkheden. Dat zijn de o zo bekende gevoelens en affekten: ijdelheid, eerzucht, afgunst, angst, opgeruimdheid, verwaandheid. Dat zijn de dagelijkse problemen: de wereld van het beroep, de arbeid, het leven in de maatschappij, onze houding tegenover onze medemensen, de verhouding tot onze vrouw, tot ons gezin. Van ouder datum is de invloed van Freud, wiens betekenis men toch - naast alle kritiek die men heeft - niet ontkennen kan. Maar in ons land bijna nog geheel onbekend is het werk van den bekenden Zwitsersen psychiater Jung. Hij heeft zekere trekken gemeen met Freud, andere met Adler, maar is ten slotte en in de eerste plaats zichzelf. Het boekje van Gerhard Adler, Op verkenning in het Onbewuste geeft een eerste inleiding tot Freud, Adler en Jung, maar behandelt deze laatste uitvoerig. Aan inleidingen tot de psychologie van Adler en Künkel ontbreekt het ons trouwens niet, toch moeten we naast Dreykurs het kloeke werk van Ronge noemen: Individualpsychologie. Een systematische uiteenzetting. Dit boek neemt te midden der in binnen- en buitenland bestaande inleidingen tot de ‘individualpsychologie’ een waardige plaats in. Een Nederlander heeft waarlijk geen reden meer, Wexberg's gelijk getiteld Duitse boek aan te schaffen. Bovendien is Ronge's boek aantrekkelijker voor den belangstellenden en ontwikkelden
Nederlandsen leek door zijn talrijke verwijzingen naar Hollandse toestanden en problemen en door de talrijke gevalletjes, die de schrijver ter illustratie invlecht. Geheel het karakter van een practisch boekje draagt het onlangs verschenen tweede deeltje in de serie ‘Afwijkende
| |
| |
kinderen’: Conflicten van het Kinderleven door den hoogleraar Carp. Daar kan iedere ouder iets uit leren, hetzij dan over angst bij kinderen, over schijnbare domheid (en de daaruit voortvloeiende misère o.a. op school). Over abnormale gevallen horen we er allerlei, dat toch ook voor het normale, voor de moeilijkheden in de puberteit b.v., veel leerzaams bevat. En - van de puberteit gesproken en van moeilijkheden gesproken, wat is er dit jaar over sexuele opvoeding en sexuele problemen gepubliceerd? Nu, dat is niet zuinig. Van alle kanten heeft men er over geschreven, van katholieke, christelijke, vrijzinnige, orthodoxe, humanistische en socialistische kant. In dat alles is één gemeenschappelijke trek belangrijk: de boot is kennelijk tegen de wal gekeerd, ‘de vrije liefde’ vindt geen paladijnen meer. Men zoekt een nieuwe norm. En over die norm verschilt men van mening al naar gelang van de wereldbeschouwing, welke men aanhangt. Uit die literatuur springt één boek naar voren, dat ik in het bijzonder noemen moet: het uit 't Engels vertaalde werk van een dominee Weatherhead: Het sexueele leven, beheerscht door psychologie en religie. In een goed half jaar was de eerste druk er van uitverkocht. Dat zegt op zichzelf al iets, maar...... zou dat succes niet op sensatiezucht kunnen berusten? Integendeel, want geen boek is zó zakelijk en nuchter, tegelijk zó zuiver en eenvoudig, zó echt en vroom zonder opsmuk. Dit boek heeft nu eens stellig zijn succes louter aan z'n goede kwaliteiten te danken. Van talloze waanvoorstellingen kan men dit jaar evenals vroeger genezen worden. Nu de mens niet in eenmaal wijs blijkt te willen worden, is er reden tot dankbaarheid, dat de schrijvers van goede psychologische lektuur er het bijltje niet bij neerleggen. Hoezeer echter wij in deze zaken van mens-menselijke verhouding verdieping en verheldering,
leiding en inzicht behoeven, het wordt ons duidelijk uit Weatherhead's nobele boek. Gelukkig ziet hij ook de sociale vervlechtingen van deze problemen, ook al behandelt hij hier niet alle aspekten. Hoe b.v. moet dit alles er uit gaan zien in een wereld met millioenen en nog- | |
| |
maals millioenen werkelozen? Dat brengt ons op de psychologisch-paedagogische studie van Mej. Harttorff: Jeugd zonder werk. Het eerste werkje, uit rijke ervaring geput, dat ons tot de psychologische reflexen van de wereldcrisis brengt en tot de paedagogische moeilijkheden, waarvoor wij ons thans gesteld zien. Belangrijke maatschappelijke problemen, waar ieder onzer mee te maken heeft of krijgt, schuilen ook achter de publicaties, die zich op het gebied der psychotechniek en beroepskeuze-voorlichting bewegen. Een helder overzicht van deze aangelegenheden krijgen wij uit Van Dael's boekje: Beroepskeuze-voorlichting op psychologischen grondslag. Daar vinden we twee hoofdelementen in dit proces naast elkaar: de kennis van het kind enerzijds, de kennis van de beroepen anderzijds. Het spreekt vanzelf, dat de schrijver ook de neiging tot de keus van bepaalde beroepen bespreekt, want iedere ouder, iedere opvoeder weet, hoe vaak een beroep niet ‘gekozen’ maar ‘ontvangen’ wordt. Dit laatste in goede zin als roeping, in slechte zin als toevluchtsoord of...... ballingsoord.
De mensenkennis tot een wetenschap te maken is tot nog toe nooit gelukt, toch zijn er in de psychologie stukken mensenkennis verwerkt tot een methode of een theorie. Zo is het o.a. met de karakterkunde, de psychotechniek, de graphologie gegaan. Aanvankelijk wordt er in zulke vakken veel gedilettantiseerd en mysterieus gewichtig gedaan, tegenwoordig ontmaskert men daarmee zichzelf. Dr. J. Schrijver's Leerboek der graphologie, dat dit jaar verscheen, is nu werkelijk een voortreffelijke, nuchter wetenschappelijke, tevens zeer helder en boeiend geschreven inleiding. Voorzien van talrijke illustraties, keurig uitgevoerd, stevig geband, schappelijk van prijs, bevredigt het alle wensen, die wij mogen koesteren. Dit boek zal een einde maken aan veel interessanterig geknoei. Als Nederlands werk verdient het voor ons - behalve om zijn voorzichtigheid, zijn afwezigheid van stokpaardjes of pretenties, behalve ook hetgeen wij reeds boven aanvoerden - de absolute
| |
| |
voorkeur boven hetgeen wij òf in vertaling reeds hadden òf in vreemde talen plachten te lezen.
De vragen en moeilijkheden dezes tijds vinden ook uiting in prof. Kohnstamm's rede over Democratie, dictatuur en opvoeding, een boekje waarvan de titel voor zichzelf spreekt, maar waarin men niet zo dadelijk interessante sociaal-paedagogische perspectieven zou vermoeden. Van denzelfden auteur verscheen dit jaar ook een autobiografietje (‘Hoe mijn bijbelsch personalisme ontstond’), terwijl een dito verscheen van den eveneens zeer bekenden paedagoog Dr. J.H. Gunning Wzn., ter ere van zijn vijf en zeventigste verjaardag. Voor velen zullen deze geschriftjes welkome inlichting en verheldering brengen, vooral voor hen, die in de onderwijswereld met paedagogisch-psychologische belangstelling werkende, weten wat we aan deze beide hoogleraren en hun invloedskring te danken hebben. Op het gebied der didaktiek en der psychologie van het schoolkind verscheen trouwens dit jaar vrij veel, dat van betekenis genoemd mag worden. Allereerst een aantal herdrukken van Maria Montessor's werk, alsook een nieuwe vertaling naar een van haar boeken (Het kind in de kerk). Dan geeft Kees Boeke ons zijn Kindergemeenschap, Zuster Dr. Luitgaard Beun deelt ons in een experimenteel-psychologisch onderzoek een en ander mee over Het zedelijk oordeel bij kinderen, d.w.z. bij meisjes. De Kindergemeenschap is een verheugend boek, zo vol van initiatief en van verwerkelijking daarvan, een getuigenis van paedagogisch talent, van liefde en toewijding. We zien er ‘De Werkplaats’ ontstaan, de leermiddelen uitvinden en gebruiken, de kinderen leven en groeien en bloeien. We krijgen een goed inzicht in de hele organisatie, maar ook toont Boeke ons de achtergronden van zijn werk. Talrijke illustraties ten slotte maken de indruk levendiger van een heerlijk zonnig stuk kinderleven. In de serie
Didaktische monographieën verscheen het tweede deel van Mevr. Dr. Nanninga-Boon's voortreffelijke boek over Het denken van het doofstomme kind, een ware ‘Fundgrube’ voor didaktisch en paedagogisch-psychologisch
| |
| |
interessante feiten; I. van der Velde publiceerde er het eerste exakte onderzoek naar de grondslagen van het spellingsonderwijs in onze taal: Luisteren of zien; Dr. Langeveld gaf in die serie zijn: Taal en denken. (‘Een theoretiese en didaktiese bijdrage tot het onderwijs in de moedertaal op de middelbare school, inzonderheid tot dat der grammatika’). Van de hand van laatstgenoemden schrijver verscheen ook De psychologie der middelbare-schoolklas, een klein boekje, waarin hij voor ouders en leraren de belangrijkste verschijnselen behandelde, die voor hen van praktische betekenis zijn. In dit verband van school-en-huis dient ook de aardige lezing van Dr. Vor der Hake: Rondom het schoolleven onzer dagen, genoemd te worden, fris geschreven werk van iemand die open staat voor al het nieuwe, maar tevens met z'n beide voeten op de grond pleegt te staan.
Zoals prof. Carp over het abnormale kind schreef: een aantal grepen doende uit zijn rijke ervaring, zo doet Van Schelven iets soortgelijks voor het normale kind in zijn Psychologie van het Kind, een populair en weinig omvangrijk boek van den Haagsen zenuwarts, dien men door zijn voordrachten voor de microfoon voldoende kan hebben leren kennen.
Twee werken van algemeen psychologische aard spaarde ik op voor het laatst: Ten Haeff's Hoofdstukken uit de parapsychologie en Van der Hoop's Zielkunde en de zin van het leven. Het eerste een boek, dat zonder twijfel een zéér uitgebreide lezerskring zal interesseren, omdat het over al die vreemdsoortige verschijnselen handelt, waarover zoveel kwakzalverskennis in de wereld opgeld doet: spookverschijnselen, telepathie, ‘stille kracht’, gestigmatiseerden, enz. enz. Het berust op de wetenschappelijke interpretatie van een massa materiaal, dat hier uitvoerig en kritisch wordt meegedeeld. Voor den theoretischen psycholoog komen we hier op een gebied dat hem sterk interesseert, omdat we hier telkens raken aan vragen van wijsgerige aard en aan uiterst moeilijke methodische kwesties. Daarom plaats ik het hier naast Van der Hoop's viertal lezingen,
| |
| |
welke alle een strekking hebben van ruimer aard, we komen er op het gebied van de wereldbeschouwing. ‘Zielkunde en religie’, de derde lezing toont dat wel zéér duidelijk. En welken opvoeder zal de lezing over ‘Het echte en eigene in het zieleleven’ niet interesseren?
Zo sluiten wij de kringloop en keren wij bij de werken van algemene psychologische betekenis - of nog ruimere dan die - weer terug. Onze oogst is dit jaar, ondanks de nood der tijden, goed geweest; misschien ook dank zij die nood. Want het is wel heel zeker, dat deze moeilijke wereld ons tot zelfonderzoek brengt, tot de vragen van wereldbeschouwing, levensgang en levensleiding.
Mogen wij met een opmerking eindigen, die tevens een wens bevat, dan zal die aldus luiden: het is opvallend, hoeveel van de belangrijkste werken, ook dit jaar weer, vertaald zijn uit verschillende vreemde talen; kunnen wij niet minder vertalen en meer zelf aan het woord komen? De uitingsmogelijkheid in Nederland is inderdaad gering en het publiek...... onbeschrijfelijk verwend, omdat het altijd het beste van het beste uit alle landen om zich heen gewend is te kiezen. Blijve dit echter ietwat meer ‘hors d'oeuvre’, dit zij mijn wens, en worde het niet de ganse maaltijd.
| |
Biografische bijzonderheden omtrent den schrijver van dit artikel:
Dr. M.J. LANGEVELD werd in 1905 geboren uit onderwijsmilieu. Gymnasiale opleiding. Studie in Nederlandse taal en letteren, Geschiedenis, Paedagogiek. In dit laatste vak onder leiding van prof. Kohnstamm. Studie der wijsbegeerte onder dezelfde invloed echter sterk ook die van prof. Pos en Duitse wijsgeren. Bezoeken aan verschillende Duitse universiteiten acht hij voor zijn vorming in de wijsbegeerte, psychologie en paedagogiek van betekenis. Sedertdien medewerker van verschillende paedagogische tijdschriften en gedurende enige tijd assistent van prof. Kohnstamm. Daarna leraar aan het Baarns Lyceum. Gepromoveerd 1934.
Voornaamste publicaties voor zover in boekvorm:
Op weg naar wijsgerig denken, 1933.
Taal en denken, een theoretiese en didaktiese bijdrage tot het voortgezet onderwijs in de moedertaal, inzonderheid tot dat der grammatika, 1934.
De psychologie der middelbare-schoolklas, 1934.
|
|