sMenschen Sin en Verganckelijcke Schoonheit
(1967)–Cornelis Meesz. van Hout– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |||||||||||||||
Een esbattement van sMenschen SinGa naar margenoot+ en Verganckelijcke SchoonheitGa naar voetnoot*lanck 930 regulen Leijen 1552
Dalem | |||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||
PersonagensGa naar margenoot+
| |||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||
PrologeGa naar margenoot+
Deerste, een eerlijck rijcmanGa naar voetnoot+ met ringen aen die hant.
Helpe Godt, dit is seker rustich // weder,
Grûijsaem en vruchtbaer, gedanct sij de Heere.
De dow valt overvlûedich en lustich // neder,
De sonne verthoont haer met hitten seere:Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Dies lof, prijs en eere // sij u, Godt inden hogen.
De vogelkens singende / ons sûetelijck togenGa naar voetnoot6
(Soe tblijct voir ogen) // veel vröchts en jolijts,
Bewijsende die sûeticheijden des tijts.Ga naar voetnoot8
Luttele respijts // men nu vint om rusten.
10[regelnummer]
Deen dûet dit / dander dat, wie sou nu lusten
Den tijt tvermusten // met slapen en dromen!Ga naar voetnoot11
Ic gae gheern wanderen onder die boomen,
Tis tmijnder vromen, // ic bevûelt telcken spacie.Ga naar voetnoot13
Ic bevindse te mets / de, van Venus nacie,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Veel recreacie // maecken // in tgrûene cruijt.Ga naar voetnoot15
Sij spelen, sij singen / maeckende so geluijt;
Ende Venus fruijt // sij dicwijls ooc smaecken.Ga naar voetnoot17
Ic laet ongemerct / ken draech kennis van saecken,Ga naar voetnoot18
| |||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||
Ic wilt niet laecken, // ick laetse in vreden.
20[regelnummer]
Dat overgeslagen / ic wil mij gaen vertreden,Ga naar voetnoot20
Peijsende met reden // tot allen percken,Ga naar voetnoot21
Dat Godt wonderlijc is in alle sijne wercken.
Hier gaet hij wat wanderen, daer nae spreect hij weder:
O Heere, u mûeten loven, dancken en prijsen
Alle creaturen (want ghij over al hebt gebot)
25[regelnummer]
Voir die weldaden / de u gûetheijen ons bewijsen.Ga naar voetnoot25
O Heere, elc mûet u loven, dancken en prijsen,
Ghij verchiert lof en cruijt om ons te spijsen,Ga naar voetnoot27
Ghij besorcht en vervollet al in swerlts cot.Ga naar voetnoot28
O Heer, u mûeten loven, dancken en prijsen
30[regelnummer]
Alle creaturen / want ghij over al hebt gebot.
Gûeden dach, vrouken.Ga naar voetnootad 31
Een vrouken reijsbaer tûegemaect coemt tijdelijc voort ende seijt:
Dat lone u Got.
Ben ic schier tot / der Ghoude binnen?Ga naar voetnoot32
man
Ja ghij, wat sult ghij daer (met oorlof) beghinnen?Ga naar margenoot+
vrouken
Maer ic sou daer vinnen // uijt verscheijden contreijenGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Rhetorijckers.
| |||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||
man
Van waer coemt ghij?
man
Coemt ghijt gaende / of coemt ghij te vûet?
vrouken
Maer mitter spûet // so coeme ict gaen.
man
Ic dacht ghij te vûet gecomen hadt.
vrouken
So heb ic gedaen
40[regelnummer]
En, sonder waen, // ic ben vrij vermûijt.Ga naar voetnoot37-40Ga naar voetnoot40
man
Coemt ghij dus ûp u cousen?
vrouken
Neen / ic was geschûijt,
Maer vûelende tgebrûijt // aen mijnen vûeten,Ga naar voetnoot42
Dûe onschûijdic mij / comende ûp mijn cousen clûetenGa naar voetnoot43
Tot mijn versûeten, // wiltet doch claer // verstaen.
45[regelnummer]
Ic hadt in mijn vûet bij nae een blaer // gegaen.
Mijn swaer // vermaen // en wilt niet laecken.Ga naar voetnoot46
| |||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||
man
Wat suldij doch bij die rhetorijckers maecken?
In corter spraecken // wilt mij den sin // sommen.Ga naar voetnoot48
vrouken
Maer ic soudtse also gaern sien in // commen.
50[regelnummer]
Wilt mij tbekin // nommen // hûe dattet staetGa naar voetnoot50
Mitten tijt.
man
Seecker, vrouken, ghij comt veel te laet.
Siet, de sonne gaet // schier nae tweste // saen.Ga naar voetnoot52
vrouken
Com ic te laet?
man
Ja ghij.
vrouken
Wie heeft dan tbest // gedaen
En met feest // ontfaen // den hoochsten prijs verheven?Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot54
man
55[regelnummer]
Vrouken, dat weet ic niet, men salse noch gheven.Ga naar voetnoot55
Blijft hier beneven, // tsal cortelick geschien.Ga naar voetnoot56
vrouken
Wis, lieve heer / had ic doch dat gesien,Ga naar voetnoot57
En ic ûp mijn knien // een misse soude horen!
man
Vrouken, ghij hebt die const te seer vercoren.Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Sij gheeft u in doren // een sûet besief.Ga naar voetnoot60
| |||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||
vrouken
Ic hebbe die const voirwaer also lief,
Ic vûel gheen grief // als icse mach schouwen.Ga naar voetnoot62
Wint, regen, sneeu / hagel / en mach mij benouwen.
Ic volch in trouwen // die const wel naerGa naar voetnoot64
65[regelnummer]
Een heele nacht.
man
Wanneere?
tvrouken
Alsmen singt tnieuwe jaer
Hier en daer // in tLeijdtsche contreije,
Of alsmen singt die kûele meije,Ga naar voetnoot65, 67
Ic mij dan bereije // om die const te naecken.Ga naar voetnoot68
man
Hûe möcht ghijt dan met uwen man doch maecken,
70[regelnummer]
Om sulcke saecken // maeckt hij gheen ongevûech?Ga naar voetnoot70
vrouken
Neen / als sijn buijck vol biers is, heeft hij genûech.
Der dronckaerts plûech // sleept hij vast voort.Ga naar voetnoot72
man
Vrouken, nu sijn wij hier voir die poort.
Van u antwoort // weet ic u groten danck.
vrouken
75[regelnummer]
Ic wil statwert in nemen mijnen ganck,
Ic hope eerlanck // die rhetorijckers tsien spelen.
| |||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||
Sij sullen ooc sûete liedekens quelen,
Sij en mögent helen // maer mûeten const openbaeren.Ga naar voetnoot78
Adieu!
tVrouken gaet binnen
man
Adieu, vrouken, Godt wil u bewaeren!Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Men mach wel verclaeren: // veel menschen, veel sinnen.
Dat vrouken mûet emmers van herten beminnenGa naar margenoot+Ga naar voetnoot81
(So tdûet bekinnen) // dese rhetorijcke.Ga naar voetnoot82
Maer ic bemin liever (tis warachtelijcke)
Die lose practijcke // daer gûet en gelt af comt.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Andere bemint liefte // amorösheit genomt.
In tcorte gesomt // bemint deen dit, dander dat.Ga naar voetnoot86
Best gae ic ooc mede inder stat
En neem mijn pat // thuijswert metter spûet.
Noch een ander eerlijc rijckman comt nu voort ende seijt:
Gûeden morgen, buerman.
deerste
Van waer comt ghij mij te gemûet?
90[regelnummer]
Mij doch bevrûet: // van waer comt ghij // hier?Ga naar voetnoot90
dander
Ic heb wesen wanderen in tsûete gecrij // fierGa naar voetnoot91
Om thooren tblij // thier // der sûeter vogel sange.Ga naar voetnoot92
deerste
So dûe ic ooc.
| |||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||
deerste
95[regelnummer]
Wat wilt ghij dûen?
dander
Ic soudt ghaern tspel horen
(Om vröchts orboren) // datmen nu spelen // sal.Ga naar voetnoot96
Wilt ghij mede?
deerste
Tsoude mij seecker vervelen // al.
Ic acht die juwelen // smal // van rhetorijcke.Ga naar voetnoot98
dander
Hûe soe?
deerste
Maer naer dien sij luijden begonsten te wijckenGa naar voetnoot99
100[regelnummer]
Tot die practijcken // der heijliger scriftören,
Dûen achte ic voort al haer dingen voir lören.Ga naar voetnoot101
Dan daer te vören // heb icse ooc wel bemint.Ga naar voetnoot102
dander
Ist quaet datmen die heijlige scrift ontwintGa naar voetnoot103
(Mij wel versint) // tot svolcx leringe?Ga naar voetnoot104
deerste
105[regelnummer]
Neent / maer sij trockent al to groot onteringeGa naar margenoot+Ga naar voetnoot105
En scandalizeringe // vanden gheestelijcken staet.
| |||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||
dander
Dat en was niet ghûet.
deerste
Twas, seg ic, groot quaet!
En wast niet?
dander
IJgo, jaet!Ga naar voetnoot108
deerste
Sij sponnen seecker veel te grof.
dander
Buerman / dat is nu geheel ende al of.
deerste
110[regelnummer]
Godt heb lof!
dander
Want watmen speelt / tmûet gevisiteert // sijnGa naar voetnoot110
Bij dofficieers / ende expres geapprobeert // sijn,Ga naar voetnoot111
Of tsoude gecorrigeert // sijn // in dien sij anders deden.Ga naar voetnoot112
deerste
Tis best / sij maecten anders tvolck heel tonvreden,
Ende in ander zeden // wildense haer brengen.
dander
115[regelnummer]
Dats niet te gedogen.Ga naar voetnoot115
deerste
Men behoordent niet te hengen
Sulcx verlengen // tot gheenre tijt of fijn // wis.Ga naar voetnoot116
| |||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||
dander
Comt, laet ons tspel sien.
deerste
Ic sie liever een croon de mijn // is.
Tdûet mij pijn // ris // dat mijn buerse daer of wan // staet.Ga naar voetnoot118
dander
In u cantoor isser genûech, lieve man // jaet!Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Gaet nu mede an // straet // en hoort doch spelen.
deerste
U mûijsel dûet mij seecker vervelen.Ga naar voetnoot121
Men sal daer delen // stuver noch blanck // niet.Ga naar voetnoot122
Best neem ic met u mijnen ghanck // siet,
Of eerlanck // iet // soudt ghij mij weder quellen.Ga naar voetnoot124
danderGa naar margenoot+
125[regelnummer]
Tis tijt, want de rhetorijckers gesellen
Hem tspelen stellen // en sijn ûp die stellage.Ga naar voetnoot126
deerste
Laet ons dan flûcx aentreden, nemende passage
Dör dees voijage // laet ons alle bede // zijgen.Ga naar voetnoot128
dander
Mûchten wij doch een gûede stede // crijgen.
130[regelnummer]
Ic soude in vrede // zwijgen // om tspel wel te horen.
deerste
Wij sullen noch wel een gûede stede besporen,
Ûp dat de const niet al en blijft verloren.
| |||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||
Deerste en Danderde gaen tsaemen binnen / ende de leser comt voort lesende dese twee gedichten:
Ghij de (als Moijses inder wûestijne tserpent)Ga naar voetnoot133
Aenden cruijs zijt verheven om onse sonden,
135[regelnummer]
Bidden wij vuijrichlic seer obedient,Ga naar voetnoot135
Dat u gracie tûecomme tot allen stonden
Karolus quintus (die ghij ons hebt gesonden),
Roomsch keijser, altijt trijck vermerende,
Ûp dat hij voir ons mach werden bevonden
140[regelnummer]
Rechtvaerdich president voir u presiderende.Ga naar voetnoot140
O Heere almachtich / ooc zijt tûe kerendeGa naar voetnoot141
Marie gouvernante / over ons regente,Ga naar voetnoot142
In die plaets Karoli ons regerende,
U godtlicke gracie uijt shemels tente,
145[regelnummer]
So alle gûede ghaven uijt u conventeGa naar voetnoot145
Vanden vader des lichts / sijn neder spûijende.
Seijnt noch, o Heere der heeren excellente,
U divine gratie, die ghij hebt overvlûijende,Ga naar voetnoot148
Ûp alle machten / dat sij hem so sijn mûijendeGa naar voetnoot149
150[regelnummer]
Christelic / ons als u schapen in eendracht hûijende
Naer uwe leringen ûprecht en pertinent,Ga naar voetnoot151
Ûp dat wij alle / in u lieft grûijende,
Naer dit leven van u sijn bekent,Ga naar voetnoot153
Want daer om hebt ghij u enigen soon neder gesent.
| |||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||
155[regelnummer]
Wij accoleijen van sempelen verstande,Ga naar voetnoot155
Ongeleert in const, vol jonstich begheren,Ga naar voetnoot156
Hebben om te spelen nu voirhandeGa naar margenoot+Ga naar voetnoot157
Een slechte commedie tot vröchts vermeren,Ga naar voetnoot158
Hier openbaerlic hem alleen ter eerenGa naar voetnoot159
160[regelnummer]
De dör const en jonst hier sijn versaemt.Ga naar voetnoot160
Om te sien / horen / en swijgen wilt u keeren,Ga naar voetnoot161
Sonder ennich turbacie, want sulcx betaemt,Ga naar voetnoot162
Ûp dat ons spel niet en werde verblaemtGa naar voetnoot163
Of gestoort / dwelck waer misprijselijc.
165[regelnummer]
Wij bidden een ijegelick (dies niet en vergraemt)Ga naar voetnoot165
Dat hij hem selfs kent bij tijde wijsselijc:Ga naar voetnoot166
De drang des volcx swaer en afgrijselijcGa naar voetnoot167
Niet en mach verdraegen / hij hem vertreetGa naar voetnoot168
Uijten volck / Int gûede neemt dit vermaen avijsselijck.Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Voorts uwe börsen bewaert wel secreet,Ga naar voetnoot170
Ûp dat de dieven (vaet dit bescheet)Ga naar voetnoot171
Die / metten gelde, niet en connen vinnen.Ga naar voetnoot172
Ontgaen wij ons spelende (dies niet en merct) tis ons leet.Ga naar voetnoot173
Vûecht u naer desen, wij sullen beghinnen.
| |||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||
De Gewoonte, een mans persoon, gebaert, rijckelijc, in hosen en wamboijs sonder palsrock gecleet, als een verrader.
175[regelnummer]
Amorös dier, // waer scuijldij / waer steect ghij nu?Ga naar voetnootad 175
Steect voort u snuijfgat, // thoont mij u schoonte.
Comt tot mij fier, // weest meedsaem en niet schu.Ga naar voetnoot177
Amorös dier, // waer scuijldij, waer steect ghij nu?
De Maniere, een vrou persoon, een camer joncfrou / rijckelijc int habijt.
Ic sal comen schier // gestreecken tot uGa naar voetnoot179
180[regelnummer]
Als een duijfmat, // sonder ennige hoonte.Ga naar voetnoot180
gewoonte
Amorös dier, // waer scuijldij, waer steect ghij nu?
Steect voort u snuijfgat, // thoont mij u schoonte.
maniere
Nu ben ic hier, // wie maect dit gedroonte?Ga naar voetnoot183
gewoonte
U lief, herteken.Ga naar voetnoot184
maniereGa naar margenoot+
Mijn lief?
gewoonte
Ja, want ic ben de gewoonte,
185[regelnummer]
Een regente des volcx als een out costumier.Ga naar voetnoot185
| |||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||
manier
Dat is sulcx end ic ben de manier,
De tvolck putertier // naer mijn hant can draijen.Ga naar voetnoot187
gewoonte
Wij hebbent ûp ons duijm.Ga naar voetnoot188
manier
Wij connen ons naet naeijen
Daer mee wij paijen // mannen en wijven.
gewoonte
190[regelnummer]
Wij, wij mûetent nu ter tijt al gerijven.Ga naar voetnoot190
manier
Tleeft nae ons motijven, // groot en cleene.Ga naar voetnoot191
gewoonte
Wij hebbent ooc al, daer en isser niet eene
Of sij sijn gemeene // subject onsen verbant.Ga naar voetnoot193
manier
Ja, wij hebben smenschen sinne in onse hant.
195[regelnummer]
Aen welcken cant // dattet ons belieft
Mögen wij die stellen.Ga naar voetnoot196
| |||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||
manier
O herteken lief!
gewoonte
Ic ben een out kaerle,Ga naar voetnoot198
Maer u stem als een maerle // hoort elc ûpt ruijme.Ga naar voetnoot199
manier
200[regelnummer]
Ic vernieu....Ga naar voetnoot200
gewoonte
En ic maeck costuijme.
manier
Mennich lecker pruijme // heeft elc van ons te bet.Ga naar voetnoot201
gewoonte
Wij hebben smenschen sinne immers daer tûe gesetGa naar voetnoot202
Dat hij als cadet // mûet beminnende // sijnGa naar voetnoot203
Verganckelicheit.Ga naar voetnoot204
manierGa naar margenoot+
Tvolck sal noch ontsinnende // sijn.
gewoonte
205[regelnummer]
Wilt ontwinnende // sijn // de redene waeromme.Ga naar voetnoot205
manier
Maer elc bemint nu die grootste somme,Ga naar voetnoot206
Recht of cromme, // substancie onduerlick.Ga naar voetnoot207
| |||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||
En om tselve te gecrijgen // (tvalt hem suerlick,Ga naar voetnoot208
Avontuerlick) // besloven sijt mennigerthiere.Ga naar voetnoot209
gewoonte
210[regelnummer]
Dats nu de gewoonte.
manier
Dats nu de maniere.
gewoonte
In swerlts rosiere // vintmen sonder getalGa naar voetnoot211
Amorösen / die des verganckelicheits balGa naar voetnoot212
In haer eijgen dal // amoröslijck spelen.Ga naar voetnoot213
So abelijck en sûetgens connense quelen,Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
Tot datse die delen // van schoon samblanceGa naar voetnoot215
Vercregen hebben.
manier
Damoröse alianceGa naar voetnoot216
Van sûeter portance // is noch niet al geknocht,Ga naar voetnoot217
Maer smenschen sin / wort daer van ons tûe brocht.
Ick heb mij bedocht, // ic weet dat te maecken.Ga naar voetnoot219
gewoonte
220[regelnummer]
Smenschen sin can emmers nu vierich haecken
Naer schone saecken // van verganckelicke dingen,
Want de liefde van dien dûet hem singenGa naar voetnoot222
En vrolick springen, // vaet mijn ontfouwen.Ga naar voetnoot223
| |||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||
manier
Dats waer / mer wij mûstent wat anders brouwen
225[regelnummer]
En saftelick clouwen // smenschen sinne,Ga naar voetnoot225
Ûp dat hij vrij geheel alleene gewinneGa naar voetnoot226
En volcoemelic minne // verganckelicke scoonheit,Ga naar voetnoot227
De hem int herte denct te spannen een croon // breijt.Ga naar voetnoot228
Ic wed hem mijn thoon // greijt // als hijt sal horen.Ga naar voetnoot229
gewoonte
230[regelnummer]
Hûe wil hij dan noch vröchde orboren!Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot230
manier
Hij heeftse vercoren, // hem en breect niet elGa naar voetnoot231
Dan een diese hem met een sûet ûpstel,Ga naar voetnoot232
Sonder gequel // onder sijnen macht // bringt.
gewoonte
Om verganckelicke scoonheit hij dach ende nacht // singt,
235[regelnummer]
Jae, sijn cracht dwingt // hem naer haer te hellen.Ga naar voetnoot235
manier
Dit werck sullen wij so abelick bestellen.Ga naar voetnoot236
Want wij connent vellen // ons al obedient.Ga naar voetnoot237
gewoonte
Tvolcht ons al.
| |||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||
manier
Elc comt ons omtrent.Ga naar voetnoot238
gewoont
Ist crepel, ist blent, // elc wil die gewoont // houwen
manier
240[regelnummer]
En volgen die maniere sonder flouwen.Ga naar voetnoot240
gewoonte
Beijde mans en vrouwen.
manier
Wij sijn haer leijtsluijden.
gewoonte
Wij sijn haer regenten
maniere
int oost en suijden.
gewoonte
Ûpten dach van huijden // mûet ons rappoort // strijcken.Ga naar voetnoot243
sMenschen Sin, eerst eerlick als een rijcman, niet uijtwendich / maer met eenen tabbaert gehabitueert.
manier
O liefken, siet, hier comt hij voort // prijcken.Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Tot hem mûet twoort // blijcken. // Salve en minne,Ga naar voetnoot245
Sijt vriendelijc gegrûet / sMensen Sinne.
Tot uwen gewinne // mûet jolijt en vröcht // sijn.Ga naar voetnoot247
| |||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||
gewoonte
Welvaerende mûet ghij altijt in genöcht // sijnGa naar margenoot+
En bij u gevöcht // sijn // u shertsen begheren.Ga naar voetnoot249
sMenschen Sin
250[regelnummer]
Danck hebt / maer lacen, ic gaen fantaseren,Ga naar voetnoot250
Want ic mûet ontberen // dien ic dör lieft bekinne.Ga naar voetnoot251
En wat ic dûe ofte bestae / uijtten sinne
Van rechter minne // en can ic haer vergheten.
gewoonte
Segt ons waer sij mach sijn geseten.
maniere
255[regelnummer]
Dûetet ons weten. // Al schijnen wij welpen,Ga naar voetnoot255
Wij sullen mögelijc u lijden stelpen.
gewoonte
Wij weten u te helpen // van uwe quaelen.
maniere
Wij weten u dexcellenste Venus te haelen,
Jenter (sonder faelen) en mach ûp eerden // wesen.Ga naar voetnoot259
gewoonte
260[regelnummer]
Daer en mach gheen van meerder weerden // wesen
Onder die vermeerden // wesen // binnen swerlts rontheit.Ga naar voetnoot261
manier
Ja, dat ghij haer eens saecht, ghij creecht gesontheit,
| |||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||
Want haer oorcontheit // gaet verre te bovenGa naar voetnoot263
Alle jolijt en plasancie van allen hoven.Ga naar voetnoot264
265[regelnummer]
Ghij soudt u beloven // van damoröse dille.Ga naar voetnoot265
gewoonte
Die weten wij u te bestellen tot uwen wille,
Heijmelick en stille, // naer niemants behoorte.Ga naar voetnoot267
sMenschen Sin
Och, mijn herte vercrijcht daervan confoorte!Ga naar voetnoot268
Dûet mij trappoorte // hûe datse is genaemt.
manier
270[regelnummer]
Dat sullen wij u dûen alst past en betaemt.
Gheen scoonder befaemt // en isser ter werrelt.Ga naar voetnoot271
gewoont
Sij is bebont en verchiertGa naar voetnoot272
manierGa naar margenoot+
en ooc beperrelt,
gewoonte
Aen niemant verkerrelt // de ûpter eerden leeft.Ga naar voetnoot273
manier
Sij is rijck van ghûet.
gewoonte
Voir waer sij heeft
275[regelnummer]
(Ic segt ongesneeft) // een fraije hupse mûet.Ga naar voetnoot275
| |||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||
manier
Sij is coragiösGa naar voetnoot276
gewoonte
en ooc van wesen sûet.
maniere
Der vröchden vlûet // machmen dör haer wesen // schouwen.Ga naar voetnoot277
gewoonte
Ic seg, gheen jenter onder al die gepresen // vrouwen
De druck genesen // souwen // binnen swerlts limijten.Ga naar voetnoot279
sMenschen Sin
280[regelnummer]
Dör dese woorden vercrijch ic jolijten,
Dies ic met vlijten // naer haer wil sporen.Ga naar voetnoot281
maniere
Maer ghij mûet geheel end al naer ons horen,
Of twaer verloren // mûijte en arbeijde.
Dus leeft bij raede / dûet naer ons bescheijde,Ga naar voetnoot284
285[regelnummer]
Want dör ons geleijde // mûet ghij bij haer geraecken // doch.Ga naar voetnoot285
sMenschen Sin
Ick gheef mij u subject / in allen saecken // noch,Ga naar voetnoot286
Naer u spraecken // och // wil ic mij gheern beleden.Ga naar voetnoot287
manier
Wel dan, wij mûeten u geheel vercleden
Naer de nieuwe sneden, // fraij en pompöselijck.Ga naar voetnoot289
gewoonte
290[regelnummer]
Wij mûeten u lijf verstellen wat amoröselijckGa naar voetnoot290
En coragiöselijck // mûet ghij u ontdecken.Ga naar voetnoot291
| |||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||
manier
Tsa, flûcx wilt desen dos nu uijttrecken
Tot deser plecken, spûijt u als een man!Ga naar voetnoot293
gewoonte
So, so / trect uijt / so möcht ghij danGa naar margenoot+
295[regelnummer]
Weder trecken an // dese habijten schoone,
En soe leijden wij u inder vröchden throone.
Mûcht ic, soone, // dan u vingeren licken!Ga naar voetnoot297
manier
Nu dan, dees paltrock laeten wij die wat schicken.Ga naar voetnoot298
gewoonte
Hûe sult ghij verclicken // met groter blijtscappeGa naar voetnoot299
300[regelnummer]
Die schone vrouwe.
manier
Dûet om dese cappe.
Ic wed, ic tappe // in corter tijt of stootGa naar voetnoot302
Die vröcht uijt u nöse.
sMenschen Sin
Is dit nu de maniere?
gewoonte
Jaet // en tis ooc een costuijme
305[regelnummer]
Datmen naest den duijme // draecht een gouwen // lat.Ga naar voetnoot305
| |||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||
maniere
Dat is waer, en mijn ontfouwen // platGa naar voetnoot306
Wilt wel onthouwen // dat // sonder vercleente.Ga naar voetnoot307
sMenschen Sin
Wat is dat?
manier
Ghij mûet ooc hebben, met een gesteente,
Een rinck aen tgebeente // van uwen pinge.
gewoonte
310[regelnummer]
Tjan, dats waer / en hij behûeft sonderlingeGa naar voetnoot310
Voir alle dinge // een schoone turkoos.
sMenschen Sin
Is dat nu de gewoont?
manier
Jae / men draechtse altoos
En een lange poos // gedaen: wilt dat vrij weten.
gewoonte
Dan mûet hij noch draghen,
Jent van behagen, // een fraijen stoot // deghen.Ga naar voetnoot317
| |||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||
manier
En sijn börse vanden ghelde mûet als loot // wegen.
Of sij noot // cregen // onder hem beijde
320[regelnummer]
So mögense hem voirsien.Ga naar voetnoot320
gewoonte
Ja ghij.
manier
Ic en weet niet // dat u ijet // ontbreecken sal.
gewoonte
Nu sijt ghij van tgetal // der amorösen, tjan!Ga naar voetnoot323
sMenschen Sin
Nu sie ic wel / de cleren maecken den man.
325[regelnummer]
Helpt mij nu an // die sûete karsouwe!Ga naar voetnoot325
manier
Dat sullen wij dûen.
gewoonte
Ja wij, in trouwe.
manier
Maer bij die vrouwe // weest vrolijc en blije.
gewoonte
Ontslaet u en maect u quijt alle fantasije.Ga naar voetnoot328
| |||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||
manier
Maect sûet gecrije // van sange tot dier stonden.Ga naar voetnoot329
sMenschen Sin
330[regelnummer]
Soude ic niet? Ic sal ooc wel vermondenGa naar voetnoot330
Lieflijc oorconden // gedichten de thert // raecken.Ga naar voetnoot331
gewoonte
Ic hoort wel / ghij sullet wel expert // maecken.Ga naar voetnoot332
manier
Hûe soumen desert // laecken // u amoröse corage?Ga naar voetnoot333
sMenschen Sin
Ooc sal ic als een amorös personage
335[regelnummer]
Bedrijven grammage // der sûeter musijcken.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot335
gewoonte
So en mach u niet letten.Ga naar voetnoot336
manier
Dan mûet van u strijcken
(Alse u sal blijcken) alle melancolösheit.
gewoonte
Ghij sijt een werlt
manier
vol alre amorösheit.
gewoonte
U liefs joiösheit // sal u cortelijc verjubileren.Ga naar voetnoot339
340[regelnummer]
Gaet ghij hier binnen. Sonder cesserenGa naar voetnoot340
Dûet ons begheren, // ghij en sult niet dwaelen.
| |||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||
manier
Ter stont sullen wij die coragiöse haelen,Ga naar voetnoot342
Ten sal u faelen // niet een mijte.Ga naar voetnoot343
sMenschen Sin
So wil ic haer verwachten met jolijte,
345[regelnummer]
Comt doch so subijte // met haer als ghij möcht!
gewoonte
Ter stont sult ghij (dör ons) bij haer sijn verhöcht.
De eedele jöcht // sal u coemen flucx // bij.Ga naar voetnoot347
sMenschen Sin gaet int prieel alleen maer de sinnekens blijven noch buijten.
manier
Ghij möcht wel segenen met een crucx // dij,Ga naar voetnoot348
Duijsternis voir lucx // tfij // hebt ghij vercoren.Ga naar voetnoot349
gewoonte
350[regelnummer]
So salmense beduijpen.Ga naar voetnoot350
maniere
So salmense verdoren.
gewoonte
Hij mûet noch smoren // in desen doppe.Ga naar voetnoot351
manier
Prûeft en eet nu al van onse soppe.Ga naar voetnoot352
gewoonteGa naar margenoot+
Elc vûlle sijn croppe // van onsen aes.
| |||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||
manier
Wij sullen smenschen sin maecken heel dwaes,
355[regelnummer]
Want ons geraes // wort als wijsen raet // geacht.
gewoonte
Tvolcht al die manier metter daet // en cracht.
Vrûech en laet // verpacht // elc ons avijs tallen tije.Ga naar voetnoot357
manier
Wij brengen die werrelt tot hovaerdije
En pomperije, // dat hem elc verheftGa naar voetnoot359
360[regelnummer]
Al waer hij Godt selfs.Ga naar voetnoot360
manier
Ten sal niet beteren.
gewoonte
Godt mûetse plaegen,
Hij en cant verdragen // voortaen niet meere,
manier
Want pompöselick hem elc draecht te seere.Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
Als een lantsheere // hem nu elck verthoont.Ga naar voetnoot365
Dats nu de manier.
manier
Wis niet!
| |||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||
gewoont
Maer hoort, wat dese verganckelicke catijvenGa naar voetnoot368
Al meer bedrijven, // wilter wel ûp letten,
370[regelnummer]
Sij houden nu voort an sulcke bancketten
Al soudtmer aensetten // princen en vorsten.Ga naar voetnoot371
manier
Daer mûet dan wesen gebacken in corsten,
Etende te borsten // vladen, taerten, pasteijen.Ga naar voetnoot373
Gebraeden haesen, venison en lampreijen.Ga naar voetnoot374
gewoonte
375[regelnummer]
Dan ghaetmer bereijen // om thert te verhogen,
Verscheijden wijn, die suijpende bij groten togen,Ga naar margenoot+
Sulcx dat puijlen dogen // en tvlees swelt vanden beene.
manier
Dit useert elc eene, // groot ende cleene,Ga naar voetnoot378
Int gemeene // is dit nu de maniere.
gewoonte
380[regelnummer]
Tis gewoonte ooc mennigherthiereGa naar voetnoot380
Dat elc een fiere // sijn eijgen corpus bemint.
manier
Dat is damorösheit diemen nu bevint.Ga naar voetnoot382
Men acht nu twint // ûpten eijgen naesten.Ga naar voetnoot383
gewoonte
Daer tûe en can hem nu niemant haesten,Ga naar voetnoot384
385[regelnummer]
Maer ten laetsten // salt noch roucoop vallen.Ga naar voetnoot385
| |||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||
manier
Liefken, wij mûeten nu wat anders callen,Ga naar voetnoot386
Laet ons niet vermallen // den tijt te quiste.Ga naar voetnoot387
gewoont
Tjan, dats waer / met subtijlen liste,Ga naar voetnoot388
Lieflick sonder twiste // mûeten wijt an // stellen.Ga naar voetnoot389
manier
390[regelnummer]
Mûchten wij haer doch bij den man // vellen,Ga naar voetnoot390
Ic wedde, wij dan // sellen // groten danck begaen.Ga naar voetnoot391
Verganckelijcke Scoonheit, een vrou persoon, seer costelijc en amorös in thabijte, coemt nu voort.
gewoonte
Liefken, hier comt de schone swancke // gaen.Ga naar voetnoot392
Hûe fraeij en rancke // staen // haer smaele sijden!Ga naar voetnoot393
manier
Sijt gegrûet, joncfrouwe.
gewoonte
Tot allen tijden mûet ghij u verblijden
395[regelnummer]
Reijn edele bruijt.
manier
O schone gedaente hebben u doren niet getuijt?
Tot deser minuijt // hebben wij in veel manieren
Van u gesproocken.
| |||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||
verganckelicke ScoonheitGa naar margenoot+
Wast döcht, dat mûcht ghij versieren.Ga naar voetnoot398
Nochtans dûe ic verfieren // in swerlts crijtGa naar voetnoot399
400[regelnummer]
Alle genuechte / triûmphe / vröcht en jolijt.Ga naar voetnoot400
Elc wert verblijt // van mijn presenci hooch befaemt,Ga naar voetnoot401
Want Verganckelicke Scoonheit ben ic genaemt.
gewoont
Dats juijst geraemt // naer swercx eijssche.Ga naar voetnoot403
manier
O ghij möcht wel seggen, o beminde vleijssche,
405[regelnummer]
Een vrolicke leijssche // möcht ghij wel singen.Ga naar voetnoot405
gewoonte
Want elc begheert u,
gewoonte
Want ghij sijt lieflijc
manier
en sûet van ghöre.
gewoonte
U flöre // is van edelre substance.Ga naar voetnoot409
manier
410[regelnummer]
Elc een sûect u,
gewoonte
elc begheert aliance,Ga naar voetnoot410
Sonder surchanse, // met u te maecken.Ga naar voetnoot411
| |||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||
manier
Elc eert en bemint u.
gewoonte
Men mach u niet laecken,Ga naar voetnoot412
manier
Want in allen saecken // maect ghij den paijs.
gewoonte
O schone kersouwe, ic weet u wat fraijs.
verganckelicke Scoonheit
415[regelnummer]
Dûet mij trelaijs // wat dat mach sijn.
manier
Maer tis een vrijer!
verganckelicke ScoonheitGa naar margenoot+
Een vrijer?
gewoonte
Ja.
manier
Ho/hij is so fijn.Ga naar voetnoot416
gewoonte
Hij lijdt grote pijn // dör tderven uws persone.
manier
Ghij spant alleen in sijn hert een croneGa naar voetnoot418
Net en schone // boven alle anderen.
| |||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||
gewoonte
420[regelnummer]
Tis uws gelijcke.
manier
Ghij mûet bij malcanderen!
gewoonte
Hij ghaet wanderen // hier binnen die camere.
manier
Tis een fraijart,Ga naar voetnoot422
gewoonte
ter werlt gheen bequamere.
manier
Tis gheen verblamere.Ga naar voetnoot423
gewoont
Hij is eerlijc befaemt.
verganckelicke Scoonheit
Wel, segt mij wie tis / en hûe hij sij genaemt,
425[regelnummer]
Want mij betaemt // daer van tbekin // te weten.Ga naar voetnoot425
manier
Maer hij is (seg ic) sMenschen Sin // geheten
Ende is hier in // geseten // verwachtende twoort
Uws consents,Ga naar voetnoot428
manier
430[regelnummer]
Dus bidden wij u, en wilt hem niet beswijcken,Ga naar voetnoot430
Maer tswaer versijcken // wilt hem doch bûeten.Ga naar voetnoot431
| |||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||
gewoonte
Uwe presente scoonheit sal hem tleven versûeten,
maniereGa naar margenoot+
Of anders sal hij mûeten // van liefde sterven.
gewoonte
Dus spreect een gûet woort van sûeter conserven,Ga naar voetnoot434
435[regelnummer]
Laet hem verwerven // troost tot deser uere.
verganckelicke Scoonheit
Tot smenschen sins behûef is mijn substance puere,Ga naar voetnoot436
Edel van nature, // gemaect en gefaetsoneert,
Waer dör mij elck gheern siet ende begheert,
Want verconsoleert // wert smenschen sciencieGa naar voetnoot439
440[regelnummer]
Van mijn schone ende lieflicke presencie.
Die sentencie // wijst de spraeck der gemeenten.Ga naar voetnoot441
Mijn substance is ghout / silver en costel gesteenten,Ga naar voetnoot442
Mijn gebeenten // sijn schoon als ijvoren,
Mijn voijs is sûet en lieflick om horen.Ga naar voetnoot444
445[regelnummer]
Daer om heeft vercoren // mij tmensselick gaerde.Ga naar voetnoot445
Nochtans corruptibel en mûet tot cleijnen waerdeGa naar voetnoot446
Vergaen ter aerde, // nemende daer mijn ganck.
Al ben ic schoon // ic ben ooc onduerlick cranck.Ga naar voetnoot448
manier
Segt mij eer lanck, // consenteert // ghij?
verganckelicke Schoonheit
450[regelnummer]
Ja ic certeijn / en mijn hert begheert // vrij
Ongecesseert // bij // hem altijts te sijne.Ga naar voetnoot451
| |||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||
gewoonte
O, dats jent.
manier
Ja, dats fijne.
gewoonte
Laets poijen wijne // en leven sonder getröre.Ga naar voetnoot453
manier
Nu dan ghij edele en schone figöre,Ga naar voetnoot454
455[regelnummer]
Comt, ic gae u vöre, // volcht mij met blijder sinne
Al hier tot deser cameren inne.
Hier wert tprieel geopent, aldaer tbancket beijde van spijs ende dranck aen deen sijde bereijt sal staen ende sMenschen Sin sal ûpstaen, omhelsende Verganckelicke Scoonheit.
sMenschen SinGa naar margenoot+
O köninginne / wilcoeme sijt ghij mij vrinlick,
Een cusken voir u mondeken minlickGa naar voetnoot458
Ten eersten gewinlick // sult ghij wesen.Ga naar voetnoot459
460[regelnummer]
Ic heb u boven al ter werk uijtgelesen,
Ghij condt genesen // mij van alle quaele,
Want mijn hart is dörschoten metten straeleGa naar voetnoot462
Principaele, // liefken, van uwer lieft.Ga naar voetnoot463
verganckelicke Scoonheit
Daer voir ghij mijn jonste weder besieftGa naar voetnoot464
465[regelnummer]
En wert van mij gerieft // alle vröchden jolijsselick,Ga naar voetnoot465
Mijn herteken.
manier
Dat is seker prijsselick.Ga naar voetnoot466
| |||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||
gewoonte
Hier is avijsselick // Venus consultacie.Ga naar voetnoot467
sMenschen Sin
Laet wij vrolick leven met jubilacieGa naar voetnoot468
Tot deser spacie // elc nu drûefheit verplette,Ga naar voetnoot469
470[regelnummer]
Want ic heb nu die schone fiolette,Ga naar voetnoot470
Mijns sherten sin.
manier
Ten banckette // so vûecht u in dit vergier.Ga naar voetnoot471
Hier gaen damorösen vast bij malcander sitten.
sMenschen Sin
Tsa, bestelt ons hier // geback, gebraden, wijn en bier,
Ûp dat mijn liefken fier // mach werden verhöcht.
gewoonte
Tis hier al beschict.
manier
Tis hier al gevöcht.
gewoont
475[regelnummer]
Bedrijft genöcht in dees lieflijcke baene.Ga naar voetnoot475
manier
Dient u lief van tgeback
gewoont
en schencktse beaene.Ga naar voetnoot476
| |||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||
gewoont
Laet ons saijen den wijn secke,Ga naar voetnoot478
Ûp dat ic ontwecke // die sûete musijcke.Ga naar voetnoot479
480[regelnummer]
Ic brengt u, lieff!Ga naar voetnoot480
manier
Ick wachts, ûp dat hier blijcke
Dedel rhetorijcke // tot deser minute.
gewoonte
Maer liefken, dat is ten eersten uijte.Ga naar voetnoot482
Daer mee ic ontsluijte, // mijn herteken fijn!Ga naar voetnoot483
manier
Geluck!
gewoonte
Van hertsen!
manier
Dat is seker gûede wijn,
485[regelnummer]
Dies willen wij vröcht orboren tot desen termijn.
Hier singen de sinnekens tsaemen dit veersken ûp die wijse / och wijntken ghij staet grûen.
Wij willen vröcht bedrijven,Ga naar voetnootad 486
Jolijt coemt ons omtrentGa naar voetnoot487
Dör die flör van allen wijven,Ga naar voetnoot488
De hier nu is present.
490[regelnummer]
Sij is seer excellent
In smenschen sin geprent.
Haer wesen pertinentGa naar voetnoot492
Brengt vröcht in dit convent.Ga naar voetnoot493
| |||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||
gewoonte
Ick mûet den leckeren wijn noch eens tsaijen.
495[regelnummer]
Tbecomt mij wel / jaet bij mijn doot // siel.Ga naar voetnoot495
manier
Sij is fijn ende ghûet niet om verfraijen.Ga naar voetnoot496
gewoonte
Ic mûet den leckeren wijn noch eens tsaijen.
manier
So mögen wij noch een liet uijter herten draijen.Ga naar voetnoot498
gewoonte
Dat dûet mij bet dan of mij een steen op thoot // viel.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot499
500[regelnummer]
Wilt den leckeren wijn ooc noch eens tsaijen.
Tsal u wel becoemen // jaet bij mijn doot // siel.
Ic salt neder schuijven in u schoot // griel.Ga naar voetnoot502
De sinnekens singen hier weder tsaemen dit veersken / ûp die wijse: laet varen den geck.
Set an u mont, // drinct totten gront
Tcrûesken metten wijn // seer fijn.
505[regelnummer]
Haelt dör u keel, // ten is gheen scheel,Ga naar voetnoot505
Tsal u een medecijn // wel sijn.
Poij poij poij poij // eij manneken moij.Ga naar voetnoot507
Tis al naer smenschen sin.
Hij mûet noch schier // voirwaer van hier.Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
Tvalt hem cranck gewin.Ga naar voetnoot510
| |||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||
gewoonte
Drinct eens!
manier
Wilt nu alle vröcht ontwinnen.Ga naar voetnoot511
sMenschen Sin
Dalder schoonste // gecroonste // in mijn hert van binnen, Ga naar voetnoot512
Dedel geborenste // vercorenste // boven alle vrouwen,
De eerbaerste // vermaerste // getrou in minnen,
515[regelnummer]
Dalder scoonste // gecroonste // in mijn hert van binnen,Ga naar voetnoot515
De fraijste // de ghaijste // gestadich in sinnen,Ga naar voetnoot516
De beminste // wel gesinste // vol alder trouwen,
Dalder schoonste // gecroonste // in mijn hert van binnen,Ga naar voetnoot518
Dedel geborenste // vercorenste // boven alle vrouwen,
520[regelnummer]
Een droncxken // der liefden voncxken // weet u vergouwen.Ga naar voetnoot520
verganckelicke Scoonheit
Dat wacht // ic, // vröcht verpacht // ic // dör u lief aenscouwen,Ga naar voetnoot521Ga naar voetnoot521
Dat ghij // seer blij // tot mijwarts thoont.
U oghen // verhogen // mij sonder flouwen.
Dat wacht // ic, // vröcht verpacht // ic // dör u lief aenscouwen,Ga naar voetnoot524
525[regelnummer]
Dat mij verhöcht, // en alle vröcht // dûet ûp mijn douwen.Ga naar voetnoot525
U jente manieren // dûen mij hantieren // vröcht ongethoont.Ga naar voetnoot526
Dat wacht ic, // vröcht verpacht ic // dör u lief aenscouwen,Ga naar voetnoot527
Dat ghij // seer blij // tot mijn warts thoont,
Dwelck u//als nu//van mij met een cusken wert geloont.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot529
manier
530[regelnummer]
Daer how ic veel of.
| |||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||
gewoonte
Ten mach sijn verschoont.Ga naar voetnoot530
gewoonte
Ic wachts tot desen tijeGa naar voetnoot532
Vrolijck en blije, // met genuechten drinct dat uijt.Ga naar voetnoot533
verganckelicke Schoonheit
O mijn liefken!
sMenschen Sin
O mijn shertsen bruijt!Ga naar voetnoot534
535[regelnummer]
Venus sûete fruijt // laet mij smaecken sonder getalGa naar voetnoot535
In Venus tente.Ga naar voetnoot536
verganckelicke Schoonheit
Tuwen wil / want de genuecht ist al
In dit geval, // lae varen drûefheit van mûede swaer.Ga naar voetnoot537
gewoonte
Ic brengt u eens.
manier
Dat wacht ic, chaer.Ga naar voetnoot538
Den wijn seer claer // met reijn genuechte drinct.Ga naar voetnoot539
| |||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||
verganckelicke Scoonheit
540[regelnummer]
Mijn herte van jolijte in mijne lijve sprinct.
Genuechte dwinct // mij vrolijc te singen
Voir alle dingen.
Hier singen de amorösen dit versken op die voijs: twas een aerdich meesterken.
Schoon liefken jent // seer fier en excellent,
Wilt vrolick wesen.
545[regelnummer]
Certeijn ghij bent // nu in mijn hert geprent,
Reijn uijtgelesen.
Mijn jonge jöcht // is dör u verhöcht.
U selven vöcht // te maecken genöcht,Ga naar voetnoot548
Wilt drûefheit smoren,
550[regelnummer]
Bedrijft nu vröcht, // schoon lief, al dat ghij möcht,
Want uijt rechter döcht // heb ic u vercoren.
sMenschen SinGa naar margenoot+
Al mûcht ic met Medea die schone vrouwe
Subtijl van verstande, daer tûe fraij en fiereGa naar voetnoot553
Rosieren carnaliter in Venus douweGa naar voetnoot554
555[regelnummer]
In een lustich amorös vergiere,Ga naar voetnoot555
Verciert met goutblûemkens sûet van maniere,Ga naar voetnoot556
Lustich gecolört als tschijnsel der sonnen,Ga naar voetnoot557
Lichtende fructijf in swerlts duwiere;Ga naar voetnoot558
Of al waer ic in tprieel van Gatallauwe vonnen,Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
Daer alle jolijt van vrouwen was ontwonnen,
| |||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||
Dwelck daer om daerts paradijs was genomineert,Ga naar voetnoot561
Soe dûcht mij al niet / en ic en soudt niet connenGa naar voetnoot562
Bij dien sonder u wesen verconsoleert;Ga naar voetnoot563
Of al had ic al dat smenschen hert verconforteert,Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Sonder u, mijn liefken fraeij en reene,
Soe dûcht tmij al niet / jae, tminste jolijt niet weert
Uws presencijs in een corte spacie cleene.Ga naar voetnoot566, 567
Dus mijn hert gheen ander vröcht en begheert
Voir tsijn met u uijt jonsten begrepen alleene.Ga naar voetnoot569
gewoonte
570[regelnummer]
Dwoort is crachtich.
manier
Tgaet ooc ten beene.Ga naar voetnoot570
sMenschen Sin
Voirwaer ic meene // tghundt ic u, lief, verthone.Ga naar voetnoot571
gewoonte
Ghij aensiet joncheit
manier
en die schoonheit van persone.
Metter wone // sult ghij bij elc ander blijven.
sMenschen Sin
Nu eens gedroncken, dan willen wij om vröchts verstijvenGa naar voetnoot574
575[regelnummer]
Genuecht bedrijven. // U tûe, lief!Ga naar voetnoot575
| |||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||
verganckelicke Scoonheit
Van niemant lievere,
Want ghij sijt en sult blijven alleen mijn gerievere,Ga naar voetnoot576
Dies een besievere // ghij sult sijn en blijven grûijende
Van mijnder schoonheit.Ga naar voetnoot577, 578
gewoonteGa naar margenoot+
Dats fraij.
manier
In lieft blûijende.
Wie tes mûijende, // ghij sijt uijt jonsten versaemt.Ga naar voetnoot579
580[regelnummer]
Ic brengt u!
gewoonte
Humiliamim, tbetaemtGa naar voetnoot580
Ongeblaemt // weder vrolick te singenGa naar voetnoot581
Sonder verlingen.Ga naar voetnoot582
Hier wert weder gesongen.
U woorden sûet // de gheven mij een mûetGa naar voetnoot583
Naer mijn behagen,
585[regelnummer]
Want, lief, ghij dûet // nu dör u liefde ghûet
Mijn druck verjagen.
U schoon samblant, // reijn diamant,Ga naar voetnoot587
Hout mij te hant // in Venus bant,Ga naar voetnoot588
Mijn lief vol eeren.
590[regelnummer]
Der minnen brant // is so in mij geplant,
Ten sal nae mijn verstant // nemmermeer cesseren.Ga naar voetnoot591
| |||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||
sMenschen Sin
Al laech ic wel lieflic omhelst en beermtGa naar voetnoot592
In een schoon prieel vol penceekens sûetGa naar voetnoot593
En waer overdect met rode rooskens beschermt,
595[regelnummer]
Of onder die hoelangherlieverkens ghûet,Ga naar voetnoot595
Of bij tblûijende eglentierken van roocke overvlûet,Ga naar voetnoot596
Of waer met korenblûemkens schoon van colöre
Bespreijt mijn bedde edelic / daer ic metter spûet
Sow slapen met een ander vrou van sûeter natöre,
600[regelnummer]
Of lage met haer onder den sûeten ghöre
Der gheeluwe fioletten waerdich om prijsen,Ga naar voetnoot601
Of in die claverblûemkens bedwelmt wel ter köreGa naar voetnoot602
En overdect met schone willige rijsen,Ga naar voetnoot603
Dit sow mij al duncken cranck verjolijsen;Ga naar voetnoot604
605[regelnummer]
En voir sulck gebruijck vercoos ic geweene,Ga naar voetnoot605
Want sou mij duncken een swaer afgrijsen.
Soe ict al sonder u misprijs / (ic segt en meeneGa naar voetnoot607
Als ic voirseijde) dies wilt mij lieft bewijsenGa naar voetnoot608
Voir tsijn met u uijt jonst begrepen alleene.
manierGa naar margenoot+
610[regelnummer]
Trow mûet blijcken.
gewoonte
Al sow bersten de steene!
verganckelicke Scoonheit
Ghij sult in recompense hebben certeeneGa naar voetnoot611
Tgebruijck mijns lichams / getrou minnare.
| |||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||
sMenschen Sin
Ghij sijt en sult blijven / de liefste en anders gheene.
verganckelicke Scoonheit
Ghij sult in recompense hebben certeene
615[regelnummer]
Alle dat mijn is, sonder van u te scheene.Ga naar voetnoot615
sMenschen Sin
O lief, dat is mij seer troostelick voirware.
verganckelicke Scoonheit
Ghij sult in recompense hebben certeene
Tgebruijck mijns lijchams, getrou minnare.
manier
Sij laet horen twoort,
gewoonte
dat van drûefheit sware
620[regelnummer]
(Ic segt u clare) ontlast / daer dör ghij vröcht besieft.Ga naar voetnoot620
manier
Ghij siet gracie.
gewoont
En dit schiet uijt lieft.Ga naar voetnoot621
manier
Geluck, mon suer.Ga naar voetnoot622
sMenschen Sin
Dat wacht ic ongegrieft.Ga naar voetnoot623
Tes niet misbrieft // tot deser öre.
Ic sal u bescheijt dûen.Ga naar voetnoot624
| |||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||
verganckelicke Scoonheit
Nu dan, sonder getröre,
625[regelnummer]
Singt ghij tenöre, // ic ghae u vöre.
Hier singtmen weder.
Met al ons vlijt // so maecken wij jolijt
Als Venus scholieren.
Al ist haer spijt, // de onse vröcht benijt,
Die wij nu hantieren,
630[regelnummer]
Wij leven voort // met sûet accoort,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot630
So blijft versmoort // des nijders repoort,Ga naar voetnoot631
Schoon lief verheven.
Lief, dör u woort // mijn hert vröcht orboort.
Ic sal vrij ongestoort // u niet begheven.Ga naar voetnoot634
sMenschen Sin
635[regelnummer]
Al waer een vrou so edel en reijn gemaniert
Als de blûemkens der witten en blaeu accoleijen,
So döchsaem, suijver en ongescoffiertGa naar voetnoot637
Als lelijkens, de hem onder den doorn verspreijen,
So crachtich sûet (vaet mijn verbreijen)Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
Van roocke als de blûemkens van speelcoren,Ga naar voetnoot640
So profijtich in allen conterreijenGa naar voetnoot641
Als de raepkens profitabel om orboren,Ga naar voetnoot642
So gestadich van colör (wilt naer mij horen)
Als de lauwertelgen / altijts in schoon saijsûene,
645[regelnummer]
So stantachtich duerende niet om verschorenGa naar voetnoot645
| |||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||
Als deijcke / blijvende vroom en ghûet van dûene,
Tijelick in node so behulpsaem avont en nûeneGa naar voetnoot647
Als de rijpe koren aren int gemeene,
So mildelic sûet (vaet mijn bevrûene)Ga naar voetnoot649
650[regelnummer]
Als de rapenblûem / sijnde van sûetheit pleene,Ga naar voetnoot650
So en begheerde ic dien niet (ic segget kûene)
Voir tsijn met u uijt jonst begrepen alleene.
gewoonte
In liefden vuijrich
manier
so en crijcht hij peene // hort noch greeneGa naar voetnoot653
Van Venus / maer blijft onder haer nacie.
verganckelicke Scoonheit
655[regelnummer]
Liefken / laet ons nu en tot allen spacie
Helsen en cussen, houdende in lieft accoort.Ga naar voetnoot656
sMenschen Sin
Dat dunct mij tsijn de fonteijn van sûeter collacie.Ga naar voetnoot657
Liefken, laet ons nu en tot allen spacie
Venus dienen, ûp dat sij beneplacieGa naar voetnoot659
660[regelnummer]
In ons heeft / want wijt uijt lieft bestaen nu voort.Ga naar voetnoot660
verganckelicke Scoonheit
Liefken, laet ons nu en tot allen spacie
Helsen en cussen, houdende in lieft accoort.
gewoonteGa naar margenoot+
Tis noijt gesien,
| |||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||
manier
tis noijt gehoort
gewoonte
Sulcke grote liefde,
manier
sulcken woort // sonder bedrûefde herten gedaen.
665[regelnummer]
Maer lieft mûet blijcken.
gewoonte
Aensiet lieft / van dees ghij sult saen
Claerlick verstaen // dat hem dees lieft overvlûet // spreijt.
manier
Dats waer.
gewoonte
Ic wachs eens.Ga naar voetnoot667
manier
Wat dees blûet // seijt!
gewoonte
Tsa, smaect druijfkens sûetheit, // ic salt gehingen.Ga naar voetnoot668
manier
A vous!
gewoonte
Profaes / drinct uijt geringen.Ga naar voetnoot669
verganckelicke Scoonheit
670[regelnummer]
Best mingen // wij ons in liefden gepaert.Ga naar voetnoot670
Noch een liedeken mûet van ons sijn verclaert.Ga naar voetnoot671
| |||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||
Hier singmen weder.
O prinche claer // de mij int openbaer
Liefde condt bewijsen,
Gheen drûefheit swaer // en mach mij coemen naer,
675[regelnummer]
Maer u vröchde mûet rijsen.
U claer aenschijn // verhoochtet therte mijn.
De liefde fijn // is mij een medecijn
In dese contreije.
Schenct in die wijn, // nu laet ons vrolic sijn
680[regelnummer]
En trecken eenen lijn, // schoon accoleije.Ga naar voetnoot680
sMenschen Sin
Prinslick prinches, ghij sijt en sult de liefste blijven.
verganckelicke Scoonheit
Al mûcht ic beter, met gheen ander ic vereene.Ga naar voetnoot682
sMenschen Sin
Dies ic u alleen in mijn hert wil schrijven.
verganckelicke ScoonheitGa naar margenoot+
Prinslick prins, ghij sijt en sult de liefste blijven.
sMenschen Sin
685[regelnummer]
Dies dûetmij gansselic in liefden verstijven.Ga naar voetnoot685
verganckelicke Scoonheit
Van u presencie ic mij niet en speene.Ga naar voetnoot686
| |||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||
sMenschen Sin
Prinslick prinches, ghij sijt en sult de liefste blijven.
verganckelicke Scoonheit
Al mûcht ic beter, met gheen ander ic vereene,
Voir met u tsijn / uijt jonste begrepen alleene.
sMenschen Sin
690[regelnummer]
Tsa, dûet van ons heene, // tis over meer dan tijt.Ga naar voetnoot690
Dees taeffele, spijs en dranck maect ons quijt.
Spûijt u met vlijt // en vertûeft niet lang.
gewoonte
Ic neme die spijs.
manier
So dûe ic den dranck.
gewoonte
Metter ganck // wert tander gehaelt seer snel.Ga naar voetnoot694
manier
695[regelnummer]
Best draech ic nu met mij die schabel.Ga naar voetnoot695
Damorösheits ûpstel // is mij lief dat wel vaert.Ga naar voetnoot696
Adieu / ic laet u bij een uijt sûetheit vergaert.
Hier wert tprieel gesloten ende damorösen blijven daer binnen ende tbancket wech gedragen sijnde coemen de sinnekens voort.
manier
Eij liefken, emmer ist nu brulofs feeste.
| |||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||
gewoonte
Swijcht wat stille / hier betaemt gheen snateren.
manier
700[regelnummer]
Liefken, sij sijn nu beijde in Venus foreeste.
Eij liefken, emmer ist nu brulofs feeste.
gewoonte
Och beckgen, dit vernieut ooc mijnen gheeste,Ga naar voetnoot702
Tsou mij ooc wel lusten, mijn tanden wateren!
manier
Eij liefken, emmer ist nu brulofts feeste.
gewoonte
705[regelnummer]
Swijcht wat stille, hier betaemt gheen snateren.
manierGa naar margenoot+
Ken swijch niet, maer ic hoope met pateren
Ende materen // ooc te bruloft te varen.Ga naar voetnoot706, 707
Eij liefken, coemt doch, wilt u bij mij paren
En laet ons sijn ghûe charen.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot709
gewoonte
Is dat de manier?
manier
710[regelnummer]
Ja, tis de gewoonte, dat mûcht ghij schier
Rechtevoort hier // claerlick aenschouwen.
gewoonte
Hûe macht daer nu regenen?
| |||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||
manier
Hûe macht daer nu douwen?
gewoonte
Die flör van vrouwen // hûe mach hij se pöselen!Ga naar voetnoot713
manier
Ja, hûe sûet mögen sij beijde leggen möselen!Ga naar voetnoot714
gewoonte
715[regelnummer]
Hûe mach hij nöselen!Ga naar voetnoot715
manier
Mont tûe!
gewoonte
Hem sal tijt ontbreecken.
manier
Sij valt hem veel te cort.Ga naar voetnoot716
manier
Dat en liecht ghij niet.
gewoont
Maer wij hebben den calGa naar voetnoot718
En hij speelt den bal // daer dat sulcx betaemt.Ga naar voetnoot719
manier
720[regelnummer]
Dats waer, want sij sijn uijt minnen versaemt
Vrij onbeschaemt, // dats nu de gewoonte.
| |||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||
gewoonte
Tes nu de manier, datmen schoonteGa naar voetnoot722
Vol alre hoonte, // de verganckelic is, bemint.Ga naar voetnoot723
De gewoonte tvolck dies leert en ontwint.
manierGa naar margenoot+
725[regelnummer]
De maniere print // tselfde in thart der menschen,
Beijde rijck end arme.
manier
Diet niet en vermach wert heel verbolgen.
gewoonte
Dör nijt verswolgen diet wel vermogen.Ga naar voetnoot729
manier
730[regelnummer]
Dat is een teijken dat wij beijde niet en dogen.
gewoonte
Dats ongelogen, // elc een nu ter tijt bedrijftGa naar voetnoot731
Ende smenschen sin geheel end al nu blijft
Seer vast verstijft // in sulcke amorösheit.Ga naar voetnoot733
manier
Tvolck fondeert hem nu in alle prösheit,Ga naar voetnoot734
735[regelnummer]
So dat fraudelösheit // nu de manier // es.
| |||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||
gewoonte
Elc nu amoröslick fraij en fier // es,Ga naar voetnoot736
Stil ende dier // es, // te beminnen verganckelheijt,Ga naar voetnoot737
manier
Als schat, ghelt, ghout en silver, dwelck wanckelleijtGa naar voetnoot738
In sijn schranckelheit // ende verderven, // siet.Ga naar voetnoot739
gewoonte
740[regelnummer]
Elc met hert en sin in swerlts erven // vlietGa naar voetnoot740
Te verwerven // iet // dat ter corrupcien mûet daelen!Ga naar voetnoot741
manier
Als schoone juwelen,
gewoonte
silvere schaelen,
manier
Zijden dwaelen,Ga naar voetnoot743
gewoonte
costelijcke tapijten,
manier
Zijden gordijnen met bellen
gewoonte
de ûp daerde smijten,Ga naar voetnoot744
| |||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||
manier
745[regelnummer]
Pompöse habijten,
gewoonte
costelijck en veele.
manierGa naar margenoot+
Dan mûet tvolck geschildert sijn
gewoonte
in een taeffereele:Ga naar voetnoot746
manier
Hannen en Beele // Claessen en Fijen!Ga naar voetnoot747
gewoonte
En dan noch veel ander schilderijen,
Jae poetrijen // van ennige bûelagen,Ga naar voetnoot749
manier
750[regelnummer]
Oncuijslic naect // gemaect // de personagen.
Dit sijn de coragen // die smenschen sin versiert.Ga naar voetnoot751
gewoonte
Dit wort dagelicx onderhouden
manier
en sulcx gehantiert.
gewoonte
Dan wort noch verchiert // de beste camer rijckelijc:
manier
Eerst ront om beschoten,
| |||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||
gewoonte
dat is blijckelijc
manier
755[regelnummer]
Dan mûeter antijckelijc // een ledicant gemaect // sijn,Ga naar voetnoot755
gewoonte
Met antijcxse stijlen nae tleven geraect // sijn,Ga naar voetnoot756
Tsow anders gelaect // sijn // van smenschen sin.
manier
Dan een schoon bedde van hondert gulden,
gewoonte
een spelt niet min.
manier
Dits noch tbeghin!
gewoonte
Wat mach dan teijnde wesen!
manier
760[regelnummer]
So pompös, elc mach hem wel vresen,Ga naar voetnoot760
(Verstaet wel desen) // dier comt in huijs gestegen.
gewoonte
Hûe soe?
manierGa naar margenoot+
Maer men mûet eerst die vûeten vegen,
Of onverswegen // en blijfter niet een quaet // woort.
gewoonte
Tis ghecxmaer!Ga naar voetnoot764
| |||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||
manier
Tis te belachen / de dat gelaet // hoort.
765[regelnummer]
Elc ghaet metter daet // voort // van hoverdije.Ga naar voetnoot765
gewoonte
Maer ic belije, // dat sulc noch tminst is, wilt naer mij // horen.
manier
Tminste?
gewoonte
Ja tminste.
manier
Luijsteret mij in doren.Ga naar voetnoot767
gewoonte
Men siet orboren // nu in swerlts stageGa naar voetnoot768
Voir gewoonte, dat elc mûet hebben een bûelage,
770[regelnummer]
Tsij heer of page, // jonck, out, man of wijf.
manier
Een en waer gheen scheel / maer elc heefter vier of vijf!Ga naar voetnoot771
Dats nu tbedrijf // en de manier tallen stonden.
gewoonte
En dan tghûet te verspelen bij hondert ponden,
Dit wert bevonden // int openbaer, // siet.
775[regelnummer]
Dats nu de gewoonte.
manier
Dat en liecht ghij voirwaer // niet.
Hier en daer schiet // tzelfde nu meest over al.Ga naar voetnoot776
Dats nu de manier.
| |||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||
gewoonte
Maer tis quaet geval.
Wij brengense ter pal // want wij sijn de fundatoren.Ga naar voetnoot778
manier
Ontbeijt, liefken, mij comt daer wat voren.
780[regelnummer]
Wij mûeten besporen // onse amorösen.Ga naar voetnoot780
gewoonte
Tjan, dats veel te vrûech / hondertsterf drösenGa naar voetnoot781
Van die coragiösen // werde in ons lijf gevlûect.Ga naar voetnoot782
manier
Meent ghij, dat hij hem noch stijf // verclûectGa naar margenoot+Ga naar voetnoot783
En twijf // besûect // naer minnaers ghijsen?Ga naar voetnoot784
gewoonte
785[regelnummer]
Wa, ja hij.
manier
So waert ons te misprijsen
Dat wij quaemen bijsen // bij haer daer binnen.Ga naar voetnoot786
gewoonte
Laet hem doch wat verkûelen sijn sinnen
Uijt vuijriger minnen // solang them mach gebören.
manier
Maer wij mûeten even wel flûcx bespörenGa naar voetnoot789
790[regelnummer]
Tot deser ören // tbecken / metter lampette.Ga naar voetnoot790
| |||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||
gewoonte
End ooc een handtdwael, neemt daer ûp lette,
So mach de cadette // sijn handen wasschen.Ga naar voetnoot792
manier
Nu dan, om dat te dûen laet wij ons rasschen,
Of inder asschen // vielen al onse spillen.Ga naar voetnoot794
gewoonte
795[regelnummer]
Wel an, laetet ons dan in tijts bedrillen:Ga naar voetnoot795
Wij mûeten wat dûen om Venus willen.
De sinnekens gaen binnen en pauseren wat en commen dan weder voort, de Gewoonte hebbende inder hant tlampette metten watere ende een beckene, ende de Manier heeft een hantdwael over die scouderen, seggende:
gewoonte
Duncket u nu tijt, so opent die döre,
Ûp dat wij bruijgom en bruijt hantwater gheven.
manier
Rechte voort, tmûet ons sijn ter gûeder avontöre.Ga naar voetnoot799
gewoonte
800[regelnummer]
Duncket u tijt / so opent die döre.
manier
Tis daer noch al stil, ic hoor daer gheen geröre,Ga naar voetnoot801
Noch ooc spraeck noch stemme en is daer beneven.
| |||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||
gewoonteGa naar margenoot+
Duncket u nu tijt, so opent die döre,
Ûp dat wij bruijgom en bruijt hantwater gheven.
manier
805[regelnummer]
Ic en derfs bestaen.
gewoonte
Vrij sonder beven!
Wats daer an bedreven, // wij mûeten daer in wesen.
manier
Sij mögen noch slapen.
gewoonte
Sij sijn uijt lieft geresen.
Beghint ghij te vresen, // soe wilt liever stoten // aen.Ga naar voetnoot808
manier
Dat wil ic dûen / en laeten die dör gesloten // staen
810[regelnummer]
Tot dat ijemant geschoten // saen // coemt ter dören // waert.
Hou sick hou / en coemt daer niemant vören // waert?Ga naar voetnoot811
gewoonte
Ic leg te hören // waert // aen tclincgat mijn oren.Ga naar voetnoot812
manier
Hoort ghij niemant?
gewoonte
Neen, ic can nijemant horen.
Ontluijct die döre, laeten wij haer storen:
815[regelnummer]
De sonne staet hooch, tes nu schoon dach.
manier
Tis soe ghûet / dat wij haer als andere besporen.Ga naar voetnoot816
| |||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||
gewoonte
Ontluijct die döre, laeten wij haer storen.
manier
Haer lieden grûetende wilt inghaen voren,
Ic sal u volgen en bij blijven sonder verdrach.Ga naar voetnoot819
gewoonte
820[regelnummer]
Ontluijct die döre, laeten wij haer storen:
De sonne staet hooch, tis nu schoon dach.Ga naar voetnootad 821
Hier wert tprieel geopent en sMenschen Sin en Verganckelijcke Scoonheit sitten bij malcander omhelst, ende de Doot sal bij haer staen met een doots hooft, ofte straele pogende te werpen / maer damorösen sullen elcx daensicht gruwelijc afkeeren van die Doot en elcx sal eene hant ûpgeheven houden / recht of sij die Doot keeren wilden, ende aen tapijt sal gespelt sijn met grote letteren gescreven:Ga naar margenoot+
Ghij minnaers van verganckelijcke schoonheit,
Bemint dat ewich is / tzal u noot // sijn.Ga naar voetnoot823
Neemt ter herten tghundt dat u dit verthoon // seijt,
825[regelnummer]
Of tloon uws wercx sal alleen de doot // sijn.Ga naar voetnoot825
De sinnekens sullen haer verschrict ende beanxt houwen swijgende so lange datmen den voirsz. tijtel wel sal gelesen hebben.
manier
Helacen!
gewoonte
Wacharmen!
manier
Aij mij!
gewoonte
O wach!
| |||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||
manier
Vrese,
gewoonte
ancxte,
manier
sorge,
gewoonte
beven,
manier
ellent
gewoonte
Verscrict mij,
manier
vereijst mijGa naar voetnoot828
gewoonte
mits desen slach.
manier
Helacen!
gewoonte
Och armen!
manier
Amij!
gewoonte
O wach!
manier
830[regelnummer]
Waer sal ic vlien?
gewoonteGa naar margenoot+
Ken weet waer lopen.
| |||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||
manier
Noch ic en mach,
gewoonte
Noch ic en weet
manier
coemen van hier
gewoonte
ongeschent.
manier
Helacen!
gewoont
Ocharmen!
manier
A mij!
gewoont
O wach!
manier
Vrese,
gewoont
anxte,
manier
sorge,
gewoont
beven,
manier
ellent:
gewoonte
Hier van aertsche lieft is tfundament.
Sluijt tprieel tûe.
manier
835[regelnummer]
Neemt dit in danck van de witte accoleijen.
| |||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||
gewoonte
Hier mee adieu / Godt laet u sijn gracie present.
manier
Hier van aertsche lieft is tfundament.
gewoonte
Voir gewoonte ons collacie ter herten prent,Ga naar voetnoot838
manier
Voir manier hier ûp peijst in alle contreijen,
gewoont
840[regelnummer]
Ûp dat dewige liefde sij u fondament
manier
Onder die hant Godts als witte accoleijen.Ga naar voetnoot841
gewoonte
Hier mee uwen oorlof, wij mûeten scheijen.
conclusie
De voirsz. Eerst en Danderde.
deerste
Buerman, sij dij daer?
dander
Jae, ic en had noijt sulken plaets,
Mijn lijcham is stucken, weet ghij wat raets
845[regelnummer]
Daer mij wat baets // of sow mögen geschien?
deerste
Neen ick.
danderGa naar margenoot+
Ic stont achter een lang man, ken condt niet sien.
Hadt ict mögen ontvlien, // ic waert lang ontgaen.
En ic had een deel snaterbecken bij mij staen:Ga naar voetnoot848
De hebbent gedaen // dat ic niet en mûcht horen.
| |||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||
deerste
850[regelnummer]
Maer ic hebt gesien van achteren tot vorenGa naar voetnoot850
(Niemant mûcht mij storen) van mijnen stede.Ga naar voetnoot851
Ic stont so gemackelic en wel in vrede
Dat ic al die rede // van tbeghin ten enden
Wel verstaen heb.
dander
Aij mij, mijn lenden!
855[regelnummer]
Godt mûetse schenden, // de mij so waren
Benouwende.
deerste
Buerman, wilt u bedaren.
dander
Wilt mij verclaren, // in dient u comt te pas,
Wat datter gespeelt is. / Mij dûchtet was,
Soe ic den tijtel las, // van verganckelijcke scoonheit,
860[regelnummer]
Maer ic en conde verstaen het recht bescheijt.
Tes mij seker leijt // dat ict niet en mûcht horen.
deerste
Maer buerman, dat spel brochte mij vorenGa naar voetnoot862
Wat nieus in doren. // Wilt horen en swijgen,
Dör tgehoor mûcht ghijt verstant vercrijgen.Ga naar voetnoot864
865[regelnummer]
Speelwijs werdt ons daer claer bethoont
Dat de manier ende de gewoont
Ons allen hoont // (en tis soe noch meer noch min)Ga naar voetnoot867
En hûe de manier en gewoont smenschen sin
(Vaet dit bekin) stellen, setten, wenden en keeren,Ga naar voetnoot869
870[regelnummer]
Raedende dien verganckelijcke schoonheit te begheren,
| |||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||
Dwelck mûet verteren // tot slijme der aerden.
Al schijntet wat te sijn en van groter waerden,
Als gebroocken schaerden // mûet nochtans bederven.Ga naar voetnoot873
En die dat beminnen en haestich stervenGa naar voetnoot874
875 [regelnummer]
Dûet hem dörkerven, // lacen, dat is haer loone.Ga naar voetnoot875
Want verganckelijcke scoonheit is niet dan hoone.Ga naar voetnoot876
dander
Maer niet en boone // can ic daer tverstant uijt rapen.Ga naar voetnoot877
Sach icse niet werscappen, eten, drincken en slapen,Ga naar voetnoot878
Liefde verknapen // naer minnaers ghijsen?Ga naar voetnoot879
deersteGa naar margenoot+
880[regelnummer]
Ja ghij / maer ic verstae aldus tspels bewijsen,Ga naar voetnoot880
Dat onder ons rijsen // veel manieren, nu dit, dan dat.
Exempel / ic draech eenen rinck, hûep ofte lat,Ga naar voetnoot882
Gesteent, ront of plat, // ofte ennich habijt,
Bont / laecken / flueel / sijde / groot, cleijn, nau of wijt,
885[regelnummer]
Of tot enniger tijt // in sanders habitacieGa naar voetnoot885
Bevindt ic ennige huijsraet, staende in mijn gracie,Ga naar voetnoot886
Tot gheender spacie // oijt meer van mij gesien:Ga naar voetnoot887
So dûet dan mijn sin ooc sulcx bespienGa naar voetnoot888
En daer om vlien // talre tijt, nacht ende dach.Ga naar voetnoot889
890[regelnummer]
Een ander, tzelve siende, wil ooc sonder verdrach
Al dat hij mach // tselve mede vercrijgen,
Want elc seijt: (niemant wilt verswijgen
Sijns selfs bedrijgen) // dit is nu de maniere,Ga naar voetnoot893
| |||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||
Dits nu de gewoonte / en al waert noch so diere,
895[regelnummer]
Elc wilt hebben schiere, // of men mûcht niet mede.Ga naar voetnoot895
En de manier wert sulcx een costumelijc zede.Ga naar voetnoot896
Maer alle bede, // gewoont en de manier, // siet,
Sijn duvelen ende en dogen een sier // niet!
In thelsch vier // vliet // al haer schoon ingheven.Ga naar voetnoot899
900[regelnummer]
Nu, als dan nae die manier mij is beneven
Tgheen wert verheven // dör gewoont (wilt hier ûp letten),
Tzij wat tzij / aldaer een mensch den sin ûp mach setten
Met groter hetten, // ic dan dat betrouwe:
Als schat, gelt, juweelen // of een schoon vrouwe;Ga naar voetnoot900-904
905[regelnummer]
Of watmen souwe // mogen begheren ofte beminnen,
Tselve betrou ic met hert, mûet en sinnen.
Dan comt verslinnen // mij de doot in mijn sonden,
Werdende ijdel van döcht / al de dwaes, gevonden,Ga naar voetnoot908
Daer van oorconden // de heijlige scriftueren,
910[regelnummer]
Dier wilde dûen vergroten sijn huijsen en schueren,Ga naar voetnoot910
Maer in corter ueren, // der aenstaender nacht,
Is sijn ziele (als tleven) van hem genomen dör cracht
Des ûppersten macht // van Godt almachtich.Ga naar voetnoot908-913
Dit heeft mij tspel verthoont en geleert warachtich.
915[regelnummer]
Ic blijfs gedachtich // alle mijn dagen.
dander
Dat is wel gedaen, naer mijn behagen.Ga naar margenoot+
Sulckx gewagen // behoortmen teeren en tachten.
| |||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||
deerste
Godt de Heere laet ons onse sinnen sulcx wachtenGa naar voetnoot918
Bij dagen en nachten // voir tlelijck bedrochGa naar voetnoot919
920[regelnummer]
Der maniere.
dander
Ende dat de gewoonte, och,
Ende ooc noch // ander sduvels temptacien
Ons niet en verwinnen tot enniger spacien.
deerste
Dies wij om gracien // Godt willen bidden altijt.
dander
Wie daer bidt (seijt de Heere), dies seker sijt,
925[regelnummer]
Sonder twijvel hem sal worden gegeven.
deerste
En dier clopt / hem wert ûpgedaen met vlijt.
dander
Wie daer bidt (seijt de Heere), dies seker zijt,
deerste
Hij sal sijn verhoort ende verlost sonder respijt,
Want de den Heere aenrûept, dien is hij beneven.Ga naar voetnoot929
dander
930[regelnummer]
Wie daer bidt (seijt de Heere), dies seker sijt,
Sonder twijvel hem sal worden gegeven.Ga naar voetnoot924-931
| |||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||
deerste
Bij Godt mûeten wij inder ewicheit leven.
Dat ghun ons de Heere in wien tleven overvlûet // es.Ga naar voetnoot933
Daer staet: prûeftet al, maer hout dat ghûet // es.Ga naar voetnoot934
Ffinis
935[regelnummer]
Lanck neghen hondert xxx regelen
met prologe en conclusie.
|
|