Stichtelyke zinnebeelden
(1723)–Arnold Houbraken– AuteursrechtvrijGepast op deugden en ondeugden, in LVII tafereeelen vertoont
[pagina 167]
| |
't Bederf is algemeen.Als gy een Snorker hier zyn kruiden,
En konst, licht weinig van waardy,
Met ydlen woordenklap, den luiden,
Voor puik van heilzaame Artzeny,
Hoort venten, ziet met zegels pronken
Aan groote brieven, hem door gunst
Van Vorsten, zo hy zwetst, geschonken,
Tot zegeteekens van zyn kunst;
Zo denk vry: 's weerelts mode, is liegen,
Bedrogen worden, of bedriegen.
| |
[pagina 168]
| |
XL. Zinnebeelt.De Lezer, al is hy geen Edipus, zal met den eersten opslag van zyn oog op de printverbeelding licht konnen ramen, dat de zelve dient om de ydele snorkery dier menschen af te bakenen. De meeste menschen hebben van hun beroep, konst of wetenschappen die zy bezitten, een eigen kitteling, dat niet zelden als 'er van gesproken werd, hier of daar aan doorsteekt: maar inzonderheit schynt het, dat zulk soort van Artsen of Heelmeesters zeker voorrecht daar toe hebben, om van hunne wetenschap voor het gemeene volk en tegens malkander met styve kaken te zwetzen, dat de Tooneelen en de markt van het gebrom weergalmen, roemende elk zyn poeder of kruiderymengzel, te wezen praeservator magnus vitae: De groote bewaarder van 's menschen leven. Dusdanige en allerhande slag van snorkers, zwetzers, rammelaars, en snappers, noemden de Grieken een Dodoneeschen Ketel; om dat te Dodona een koper Beelt, hebbende de gedaante van een kint, stont, op een verheven spil, 't welk van den wint omgedreven, in den ommezwaai op twaalf ketels sloeg, en naar mate van zyn snelle beweging van yslyk geklaater maakte. 't Lust ons voorbeelden, die de proef van ydelen waan, snorkery en wysmakery volgens de printverbeelding zullen opmaken, uit bekende Schryveren aan te halen, en voor te stellen. Angelius Bisschop van Aretinen, in een ziekte gevallen, wierd door een zyner vrienden, een Heelmeester voorgedragen, die zig beroemde, een byzonder hulpmiddel tot diergelyke quaalen boven anderen te hebben uitgevonden. De Bisschop, die deze aanbiedingen niet wel konde van de hand wyzen ontbood den Heelmeester, en gebood hem, hy zoude | |
[pagina 169]
| |
een Hulpmiddel tot zyn herstellinge klaar maken; maar gebood zyn volk met een het zelve uit te gieten in een bekken, en het onder zyn bedstede te zetten. 't Gebeurde dat de Bisschop 's morgens veel beter te pas was; het geene ook de Doćtor even zoo bevindende, na hy alvorens zyne knevels had opgestreken, daar op zeide: Nu ziet gy wat kragt myn geneesmiddel heeft. Dat is waar (zeide Angelius) dewyl het zelve my geholpen heeft, daar het maar onder myn bedsteede staat; wat zoude he my dan geholpen hebben, zoo ik het hadde ingenomen? waarlyk het had my wel onsterfelyk gemaakt. En dit gezegt hebbende toonde hy het bekken. Zeker domdriftig Geneesheer snorkte dat zyn poeders van groote kragt waren, waar op hem Nicocles aardig doorstreek, zeggende: Dat 's waar, want gy helpt 'er vele onder de aarde; en vervolgde al spottende: Ik prys uw konst, want gy maakt dat de zieken niet lang in elenden leggen, maar gy verloftze spoedig, dat zy geen pyn meer gevoelen. Voorts: Dat hy ook in dat opzigt gelukkig ware, om dat al zyne misslagen door de aarde bedenkt wierden, en geen getuigen nableven om hem te beschuldigen; en dat de goede uitwerkzelen der Artsen in de zon gestelt wieren, om hen te roemen. Nog een aartig loopje moet ik hier by aanhalen, uit Ridderus Historisch Sterfhuis. Zekere oude vrouw was geplaagt me quade ooge; en begeerte hebbende om daar van genezen te wezen, vraagde dan dezen, dan genen naar een beroemd meester. Nu trofz'er een aan, (en hoe kon zy zekerder gaan?) die zig zelven zoo zeer prees, en op zyn geneesmiddel zoodanig stofte, dat hy haar wilde aannemen van die quaal te genezen, of geen gelt. Dit stuk ging op dien voet aan. Maar de snorker zoo zig zelven als de belofte van de oude vrouw mistrouwende, quam haar dagelyks verbinden, maar dusdanig met een doek voor de oogen, dat zy niet met al konde zien wat 'er omging. Dit naam de Geneesmeester in agt, en sleepte | |
[pagina 170]
| |
dan het eene stuk huisraads, dan het ander van den wand in voorbaat onder zynen mantel mee naar zyn huis. Als de vrouw wat beter begon te zien, maande hy haar straks om het voldoen van het verding, maar kreeg tot antwoort: Gy hebt my in 't minste niet genezen, ik zie nu veel minder al te vooren: want toen ik u eerst haalde, zag ik veel huisraad aan den want, maar nu zie ik byna niets daar van. Balth. Schuppius beweert, in zyn Boekje, de verstandige Heekelaar: Dat de Redenkonst voor een Arts niet nut is, om dat die door kruiden, niet door woorden genezen moet; maar zyn antwoorder zeit: 'Alle Saturdagen komt een zoon van Hippocrates, die den eersten tyd van zyn leven in de school van Pythagoras versleten schynt te hebben, met zyn kraam voor myn deur staan; wandelende, terwyl hy den hemel aanziet, onder een diepe stilzwygentheit rondom zyne tafel. Gy zout zeggen dat het een Starrekyker was. Nu en dan komt'er eens een Boer by hem die pillen of poeders van hem koopt. Dat die Doćtor wakker kon zwetzen, de boeren zouden hem het gelt met karren toevoeren. Een Arts die niet weet te snappen, is als een ontsnaarde lier. Ik ben een Harder, vervolt hy, volgens den aart der boeren snapagtig genoeg, die zig over zyn wanfortuin byna verhangen zou hebben. Hy zocht troost by een oude vrou, die zich waande kennis van kruideryen te hebben, 't welk zy hem aantoonde. Deze ried hem dat hy een quakzalver zou gaan worden. De Herder nam dezen raad aan, en 't lukte.' Dog 't beurt wel meest als Jan Vos in zyne Puntdichten van verwaanden Flip zeit: Flip heeft een gaaf (zeit hy) verkregen van hier boven;
Maar 't volk heeft weêr een gaaf van Flip niet te gelooven.
Immers zou ik in opzicht van zulke Artzen den raad van Eufuës in zyne Ontledinge des Vernufts: Laat den kok uw Geneesmeester zyn, en de vleesbal uwen Apotheekers winkel, voor best keuren. |
|