Na dat hy drie maanden geteekend had (bewys van snedige opmerking en groot vernuft, dat hem dus veer by zig zelven had doen vorderen) stelde hem zyn onderwyzer aan 't schilderen, waar in hy in twee jaren zoo veer vorderde dat hy met zyne Ouders 1653 naar huis toe keerden, daar hy de Konst onder handleiding zyns Broeders voort oeffende, zoo veer dat hy eerst te Ments, te gelyk met zyn Broeder voor de Kloosterlingen heeft geschildert; daar na door de Landgraaf van Hessen ontboden, schilderden zy drie agter een volgende jaren te Ryntveld, daar onze Theodoor inzonderheid zig naarstig en onophoudelyk oeffende in de Konst, zonder zig door de vermaaken van 't Hofleven te laten aftrekken van zyne oeffeningen.
Als nu zyn oudste Broeder zig in den jare 1657 in den egten staat begeven had, vertrok onze Roos in 't volgende jaar naar Manheim, daar hy de Colonellen van drie Borger Regimenten met hunne Hopmannen naar 't leven afmaalde; welk stuk aldaar op 't Raadhuis nog te zien is.
De Keurvorst van de Palts dit stuk gezien hebbende beschonk onzen yveraar met 20 Ryksdaalders, welke gift zoodanigen lust in hem wekte, dat hy alle ydele tydverdryven van de jeugt vaar wel zeide, en al zyne uure ten dienst van de Konst besteede. En wanneer de Keurvorstin van de Palts trouwde met den Hertog van Orleans, schilderde hy der zelver Beeltenissen; het geen hunne Hoogheden zoo wel beviel, dat hy een goude keten met een penning waar op des Vorsten Beeltenis gestempelt was te schenk kreeg. Straatsborg, 't Hof van Velde, van Birkenfelt, Bade, en Hanou, pronkt met zyn Konst. Acht stukken maakte hy in zeven