kent heeft, my heeft verhaald, dat hem de vingers door de Jigt zoo krom als Arentsklauwen aan de handen stonden. Hy bedong in de fleur van zyn leven drie, vier, vyf, en ook wel zes hondert gulden voor een groot stuk, maar het was 'er ook na geschildert. Ik heb 'er gezien by de erven van den Heer de Moor Borgermeester van Hoorn, waar in op het aller uitvoerigste stonden afgebeeld Distelen, Lakebladen, en diergelyk soort van kruiden, tusschen beide gevult met lies, graanhalmen, korebloemen, papavers; den grond geciert met veil, paddestoelen, breweegbladen, en ander smal kruid: hier een Kikvors, daar een bontkleurige Hagedis, ginder een Slang die onder de schaduw van 't loof schuilt, of ook wel een Muis, die aan 't een of ander kruid zit te knagen, zoo uitvoerig dat men de haartjes zoude hebben konnen tellen; vorder de kruiden doorzaait, met allerhande soort van Rupzen, Slakken, Flintertjes, of ook wel een Spin in haar web; tot Mieren in 't kluis, alles even natuurlyk en met grooten vlyt en gedult uitgewerkt.
Hy heeft drie Zonen gehad, welke meê de Konst hanteerden, en vier Dochters, waar van Alida de tweede ook Bloemen, Fruit, en Diertjes in oly en waterverf schilderde, en nog in leven is.
Johannes de oudste had een langen tyd te Rome geweest, schilderde landschappen in waterverf en bragt een voorraat van schetsen, en teekeningen met zig uit Italien, van de vermakelykste gezigten, zoo Landschappen als Lusthoven, met voornemen van in Holland zyn leven te slyten; maar zeker voorval lokte hem aan 't Hof van den Vorst van Saxen Lauwenborg, daar hy ook gestorven is, in 't jaar 1685.