De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)
(1976)–Arnold Houbraken– Auteursrechtelijk beschermd[Pieter Zaenredam]Dit passen wy toe op PIETER ZAENREDAM geboren in 't jaar 1597 den 9 dag van Wiedemaand binnen het Dorp Assendelft. Deze al vroeg zyn Vader verloren hebbende, kwam met zyn Moeder in 't jaar 1608 binnen Haarlem wonen, en zig vindende van natuur tot de Konst genegen, kreeg gelegentheid van by den Konstschilder Frans Pieterz. de Grebber te komen, daar hy eerst de teekenkonst, naderhand ook de schilderkonst leerde en zig daar yvrig by bleef oeffenen tot het jaar 1622. naa welken tyd hy de Konst by zig zelven vlytig voortzette en kwam tot Haarlem als meester in 't St. Lukas Convent, den 24 van Grasmaand 1628. Toen zette hy zig tot | |
[pagina 175]
| |
het schilderen van Perspectiven, Kerken, Zalen, Galeryen, en Gebouwen zoo van binnen als van buiten te zien: en had een preislyke behandeling ontrent zyn werk. Een staal van zyn loffelyke penceelkonst ('t geen alleen genoeg is om zyn konstroem eeuw in eeuw uit levendig te houden) is de afbeeldinge van het oude Stadhuis van Amsterdam konstig in 't klein geschildert, thans nog voor een waardig Kabinetstuk gehouden; aan het welke de Dichter P. van Rixtel ook gedenkt in zyn Mengelrymen p. 52. daar hy het tegenwoordige Raadhuis zig verheffende op zyn oude glorie, dus doet spreken.
Dat oud gebouw, gesloopt aan vonken,
Lag lang in assche, en puin verzonken,
En wierd niet meer genoemt, indien
Het zig niet op 't paneel liet zien,
Door Zaenredams penceel en verven,
Die Ga naar voetnoot*Spaar-geest, heeft het voor zyn sterven,
Herbaart, en eer het lag gebukt,
De dood, die 't al vernield, ontrukt;
En leerd in Schilderkonst aanschouwen,
De nietigheden der gebouwen,
Terwyl myn Borgermeesterzaal,
Nog glans trekt uit die oude praal.
|
|