de hem graag tot een groot meester zien aangroeijen, en zig geen kosten ontziende, trok met hem naar Haarlem en besteede hem by den vermaarden Landschapschilder Esaias van den Velde, by wien hy een jaar bleef, en zodanig in de Konst toenam, dat elk zig daar over verwonderde. Hy kwam te trouwen en bleef van toen af te Leiden de Konst oeffenen tot den jare 1631. Wanneer hy om eenige reden met 'er woon naar 's Gravenhagen vertrok, daar hy ook gestorven is in 't laatst van Grasmaand 1656.
Hy schilderde meest stille watergezigten, met binnenlandse Marktschepen, en Vissers schuitjes, en een Kerkje, of eenig bekent Dorpje in 't verschiet. Gelyk hy ook de meeste van die naar 't leven geteekent heeft; welke teekeningetjes, met zwart kryt geestig aangetoetst, nu nog onder de liefhebbers bewaart worden.
Doorgaans zietmen dat zyne stukjes wat eenkleurig of graauw zyn: maar dus zynze van eersten af aan niet geschildert; maar in dien tyd was 'er een verf die men Haarlems blaauw noemde, nu buiten gebruik, om dat zy geen stant houd, dat daar d' oorzaak van geweest is.
Zyn Beeltenis zietmen in de Plaat H, onder Jordaans.
Onder zyne Stad en tydgenoten worden opgeteld,
Kornelis Liefring,
Arnoudt Elzevier, en
Egmont Kornelisz. Stooter, die hunne Konst dagelyks met vlyt en yver oeffenden, tot den jare 1640.
De geltmiddelen (een groot behulp om tot wetenschappen te komen) zietmen ongelyk in de waereld gedeelt: en zoo het zeggen van een oud Fi-