De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)
(1976)–Arnold Houbraken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
Frankfoort, in 't jaar 1574. Zyn Vader was een Pottebakker, anderen zeggen een Kleermaker, die in hem van jongs af aan een groot vernuft, en drift tot de Schilderkonst bespeurende, hem besteedde te Frankfoort, by Philip Offenbach,Ga naar voetnoot* een goed teekenaar, en Schilder: dien hy naderhand veer in Konst heeft overtroffen. Hy was wars van alle gezelschap, doorgaans droefgeestig, en geneigt tot eenzaamheid. Tot zyne uitspanningen verkoos hy de afgelegenste plaatzen, waarom hy dikwerf in Kerken en oude vervalle Ruinen, by zig zelven gevonden werd, en van die geneigtheid niet was af te trekken tot gezelschappen van zyne Konstgenooten of anderen, zeggende:
Toen ik my wende met de menschen te verheeren,
Vond ik dat by hen niet, als kwaatdoen, was te leeren.
Door welk doen hy wel een tweede Democriet scheen te wezen, die (volgens het schryven van T. Stanley uit Lucianus en Agellius) in eenzame plaatsen, en in de Graven, die door hunne eenzaamheid en duisterheid tot overdenkingen best dienden, gelyk ook tot het oeffenen van de kracht zyner verbeelding, zig verbergde; om buiten het gewoel der menschen te wezen. Hy heeft weinig stukken, maar kragtig, uitvoerig en met veel moeite bewerkt, in zyn leven geschildert. Doch heeft echter aan dat kleen getal genoeg doen blyken, dat hy een groot meester in de Konst was. Had hy in zyn leven voor zyn | |
[pagina 54]
| |
Konstwerk zoo veel gekregen, als 'er nu voor betaald word, hy waar licht niet arm gestorven; want dat stukje 't geen Ceres verbeeld, daar zy een jongen, om dat die haar bespotte, in een Hagedis herschept, daar Ovid.in 't 5. B. af vermeld, en dat door H. Goud gesneden, in print uitgaat, is verkogt voor de somme van 800 gulden. Maar wat zal ik zeggen? de minste van de Konstenaars zien de waarde van hun Konst betalen by hun leven, en moeten zig overzulks met onzen Elshaimer getroost houden; die niets naargelaten heeft, voor al zyn vlyt, dan een beroemden naam, die met zyn doorbiokte penceelwerken, eeuw in eeuw uit stand houden zal. In welk opzicht men zegt: 't geen op een sprong gemaakt word, is met een weder gebroken. 't Geen een eeuw duuren moet, moet in een eeuw gemaakt worden. Het kostelykste van alle Metalen groeit allertraagst. Michiel Angelo, die zeer lang aan zyne werken bezig was, zeide; Dat de verhaasting niet docht in de Konsten: en dat gelyk de Natuur langen tyd bezig is om de dieren te vormen, die lang moeten leven; van gelyken ook de Konst, die zig voorstelt de Natuur te volgen, enz. De vroege lentevruchten kan men niet lang bewaren. Waarom ook Apelles eenen Schilder, die hem een zyner penceelwerken vertoonde, en daar nevens zeide, dat hy 't zelve in zoo korten tyd gemaakt had, tot antwoord gaf: Men heeft geen moeite om dat te gelooven, want men ziet het aan 't werk. Maar het was licht aan het penceelwerk van onzen Konstenaar te zien, dat hy 't met het kostelyke zweet van zyn vernuft, en door een weergadeloos gedult bearbeid had. Sandrart zegt: Hy had een Roomsche Vrouw getrouwd, en had veel Kinderen: waar door hy in | |
[pagina 55]
| |
schulden verviel, arm werd, en eindelyk in de gevangenis raakte. In den jare 1632. leefde zyn vrouw noch, en verscheide zoonen, maar toen was hy al lang dood. David Tenier de Oude, heeft in Italien by hem geleert. Maar inzonderheid word zyn leerling Jakob Ernst Thoman van Landau, geroemt, die zyn handeling zoo net wist na te bootsen, dat 'er weinig onderscheid in te vinden was. |
|