360 A.A.M. Stols aan Ed. Hoornik, 1 juni 1949
1 Juni 1949
Beste Eddy,
Ook ik stap wel eens met mijn verkeerde been uit bed, maar ik heb in de loop der jaren wel geleerd om niet meer in een opwelling van slecht humeur booze brieven te schrijven.
Het lijkt me dan ook maar het beste om net te doen of je al die humeurige dingen niet schreef, en je zakelijk te antwoorden op je brief van 29 Mei, die ik zoojuist ontvang.
1/ | Je moet je toch terdege herinneren, dat ik je vertelde, dat de verkoop van losse bundels in de laatste tijd tot nihil gereduceerd is, maar dat ik in de formule van een bundel Verzamelde Werken nog wel een kans zag om je werk in deze vorm (‘Verzamelde Gedichten’) nog eens met eenige kans in de boekhandel te brengen.
Bij de bekroning van Jacques Bloem, waar ik je een oogenblik sprak, heb je alleen gevraagd of ik er haast mee had. Ik heb toen geantwoord dat er geen directe haast was; je had trouwens nog niets aan het voorbereidend werk gedaan. Maar gezegd, dat ik het niet uitgaf, heb ik nooit. Ik ben en blijf bereid om, als je me opgeeft, wat in de bundel moet komen, direct met de productie te beginnen. Kom dit dus spoedig in orde maken. |
2/ | Ik wil je er nog wel op wijzen, dat (en je weet dit trouwens heel goed) er van ‘in zee gaan met Elsevier’ geen sprake is. Elsevier behartigt alleen de aanbieding en verkoops-administratie, en wordt daarvoor door mij betaald. Elsevier heeft geen cent in mijn zaak zitten. |
3/ | In ‘De Uitgever’ van Februari stond een lijst van voor de radio voorgedragen poëzie, met verzoek aan de uitgevers, op te geven, wat tot hun fonds behoorde.
Op 21 Maart gaf ik op, dat daaruit van jou waren:
28/3/'47 ‘Goede Vrijdag’
2/7/'49 ‘Amsterdam’
Verder was er in die lijst niets. Ik reclameerde het geld op 19 April nog eens, en kreeg 16 Mei bericht, dat er voor een auteur na aftrek van 15% provisie Bureau voor Auteursrecht van de Vereeniging van Letterkundigen, Mr H.A. Keuls (niet Hans Keuls) een bedrag werd overgemaakt, en dat ‘de andere in de brief van 21 Maart 1949 vermelde afrekeningen zoo spoedig mogelijk zouden volgen’.
Ik heb sedertdien niets ontvangen. Dat ‘bureau’ is altijd erg traag. |
4/ | Van een bloemlezing van dr Brandsma weet ik niets. Wie gaf dat uit? Dan zal ik nagaan òf en wàt de uitgever gireerde. |
5/ | Mijn secretaris is in de heilige veronderstelling, dat je van de luxe-exemplaren na correctie twee exemplarenGa naar eind1129 meenam. Nu dit blijkt niet zoo te zijn, zend ik je separaat nr 1 en 2., en merk hierbij op, dat we slechts 8 van de 10 exemplaren van den binder ontvangen hebben. Als jij die twee exemplaren in losse vellen niet hebt meegenomen, kan ik er ook niets aan doen. |
6/ | De bundel essays heb je zelf bij me weggehaald en aan Bert Bakker gegeven omdat hij hem met spoed zou uitgeven. Een bundel van verzamelde journalistieke opstellen heb je me nooit laten zien en nooit aangeboden. Ik kan daar thans helaas niet op ingaan. De boekhandel is absoluut kopschuw en neemt geen risico's meer. Ik kan me best begrijpen, dat er uitgevers zijn, die je ‘Verzamelde Gedichten’ wel willen uitgeven. Waarom zijn die lieden niet bij je gekomen, toen je
|