Geld verdienen zal ik er nooit aan. Briefwisseling Ed. Hoornik en A.A.M. Stols, 1938-1954

[p. 402]

359 Ed. Hoornik aan A.A.M. Stols, 29 mei 1949

Amsterdam, 29 Mei '49

Beste Sander,

Er zijn een paar zaken, die mij van het hart moeten en die ik graag op korte termijn beslist zag.

1^o	Zonder mijn toestemming te vragen heb je kort na je besluit met ‘Elsevier’ in zee te gaan, een advertentie in het Nieuwsblad van de Boekhandel geplaatst, waarin je mijn Verzamelde Gedichten aankondigde.^1122 Ik heb mij daar achteraf bij neergelegd en zou je omstreeks 1 Juni de copie leveren. Bij de bekroning van Jacques^1123 deelde je mij mede, dat je van idee veranderd was en deze verzamelbundel toch maar niet uitgaf. Ik vind deze behandeling werkelijk beneden ieder niveau en kan dat niet accepteren.
2^o	Via de penningmeester van de Ver. voor Letterkundigen is je een bedrag aan radio-rechten uitbetaald betreffende voor de microfoon voorgelezen werk. Dit is nu al geruimen tijd geleden; ik heb nog altijd jouw afrekening aan mij niet gezien.^1124
3^o	Hetzelfde geldt voor de bloemlezing ‘Dichterskeur’ van dr. Brandsma. Ook hiervoor is, op één gedicht na, het honorarium naar jou gegaan.^1125
4^o	Van Ex Tenebris maakte je 10 exemplaren op geschept papier. Waar blijft het auteursexemplaar? Ik heb in je kantoor alleen correcties aangebracht in de losse vellen en geen enkel exemplaar meegenomen.
5^o	Mijn verzamelbundel essays^1126 wilde je niet hebben; hetzelfde geldt voor verzamelde journalistieke opstellen. Meer dan één uitgever is bereid deze boeken uit te geven, wanneer hij ook de Verzamelde Gedichten krijgt. Voor die verzamelbundel wil hij graag voorschot geven.

Over deze quaesties wil me graag spoedig een beslissing[sic]. Een afrekening, en nu a.j.b. eens zonder vergissingen, zie ik tegemoet evenals de luxe-uitgave van Ex Tenebris.

Met vriendelijke groeten

Ed Hoornik

N.B. Zou je voor mijn rekening één exemplaar van ‘Ex Tenebris’ willen stuuren aan: Dr. J. Tas, Joh. Vermeerstr. 51, Amsterdam¹¹²⁷ en aan mevr. J. Reyseger, Willemsparkweg 200, Amsterdam.¹¹²⁸

1122 In het Nieuwsblad voor de Boekhandel van 10 februari 1949 kondigde Stols in de rubriek ‘Uitgaven in voorbereiding’ twintig nieuwe uitgaven aan, waaronder de Verzamelde gedichten van Hoornik; deze bundeling van Hoorniks gedichten zou in december 1950 verschijnen. (Zie p. ** voor het samenwerkingsverband tussen Stols en uitgeverij Elsevier.)

1123 J.C. Bloem ontving medio mei 1949 voor zijn poëzie de Constantijn Huygens-prijs van de gemeente 's-Gravenhage. Deze jaarlijkse oeuvreprijs was op 20 januari 1948 ingesteld door de Jan Campertstichting en voor het eerst uitgereikt aan A. Roland Holst. De jury bestond in 1949 uit F. Bordewijk, M. Nijhoff en J. Hulsker.

1124 Op 15 September 1949 zou Stols van het Bureau Letterkunde van de Stichting tot Exploitatie en Bescherming van Auteursrechten (SEBA), dat verantwoordelijk was voor het innen van rechten voor uitvoering en uitzending van letterkundige werken, een afrekening ontvangen van declamatie van gedichten voor de radio gedurende de periode van 1 maart 1947 tot en met 31 december 1948. Volgens de afrekening was van Hoornik op 28 maart 1947 het gedicht ‘Goede Vrijdag’ voorgelezen (1 minuut) en op 2 juli 1948 ‘Amsterdam’ (3 minuten). Beide gedichten waren afkomstig uit de bundel Geboorte, gevolgd door Mattheus en andere gedichten. Stols had hiervoor een bedrag van ƒ8,50 ontvangen (à ƒ2,50 per minuut minus 15% provisie voor het bureau).

1125 Bedoeld is Dichterkeur. Een keuze uit verzen dezer eeuw, ingeleid, verzameld en van een bio- en bibliografie voorzien door dr. W.L. Brandsma, dat in 1949 verscheen bij uitgeverij L. Stafleu te Leiden. Van Ed. Hoornik waren in deze bloemlezing drie gedichten opgenomen: ‘Amsterdam’ (uit Mattheus), en ‘Mijn dochter en ik’ en ‘De wind en het riet’ (uit Tweespalt).

1126 Met hart en ziel.

1127 Hoornik doelde waarschijnlijk op psychiater Louis M. Tas (geb. 1920), bij wie hij na zijn eerste zenuwinzinking onder behandeling kwam. Hoornik had bij Tas hulp gezocht, omdat ook hij tijdens de oorlog in een concentratiekamp had gezeten en in die tijd een van de weinigen was die de psychische problemen onderkende van de kampslachtoffers. (Med. Mies Bouhuys, Amsterdam.)

1128 Hoornik kende Josje Reyseger-Martelsman (die o.m. bevriend was met Gerard den Brabander, Bert Bakker, S. Carmiggelt en J. Romein) van sociëteit De Koepel. In het souterrain van haar huis vestigden Ed. Hoornik en Mies Bouhuys zich in 1949. (Med. Mies Bouhuys, Amsterdam.)
Onder de N.B. is, waarschijnlijk door Stols, geschreven: ‘Aan Els doorgegeven’. Bedoeld is Els Mayer-Swart.