Geld verdienen zal ik er nooit aan. Briefwisseling Ed. Hoornik en A.A.M. Stols, 1938-1954

[p. 328]

288 Ed. Hoornik aan A.A.M. Stols, 9 januari 1946

[Amsterdam-C.,] 9-I-'46⁹⁸³

Beste Sander,

In dank ontving ik per giro het restant van de ƒ500.-, nader aangegeven als voorschot op honorarium. Heelemaal juist is dit niet, gezien de vergissing, die sedert 1 Januari 1943 in alle afrekeningen werd gemaakt, waarover ik in een vorige brief schreef, en die alsnog - gespecificeerd - zouden worden rechtgezet. Slechts een deel van bovengenoemd bedrag is dus voorschot op de herdruk van ‘Tweespalt’, voor welke bundel ik je hierbij nog een gedicht toezend, dat geplaatst moet worden achter het gedicht ‘De wind en het riet’.⁹⁸⁴ Je bij voorbaat dankend voor de moeite

Met hartelijke groeten

Je Ed Hoornik

983 Geschreven op briefpapier van Stichting Het Nationaal Instituut, Centrale Organisatie tot Verdieping van het Nationaal Bewustzijn en tot Versterking van de Nationale Saamhorigheid, Heerengracht 499, Amsterdam-C.

984 Het gedicht dat Hoornik met deze brief meezond was ‘Dien avond...’, dat hij in december 1945 schreef ter nagedachtenis van de SDAP-politicus H.B. Wiardi Beckman, die in 1945 in Dachau was gestorven. Dit was het enige gedicht dat aan de tweede druk van Tweespalt werd toegevoegd. Het was op 15 december 1945, in enigszins gewijzigde vorm, opgenomen geweest in Vrij Nederland. In Tweespalt zijn op een aantal plaatsen woorden van het gedicht veranderd en Hoornik voegde een strofe toe, namelijk: ‘- “Stel de een niet boven de ander, / de wind niet boven 't riet, / verbind ze met elkander” -, / dacht ik, maar zei het niet.’