Geld verdienen zal ik er nooit aan. Briefwisseling Ed. Hoornik en A.A.M. Stols, 1938-1954

[p. 239]

204 Ed. Hoornik aan A.A.M. Stols, 12 juni 1941

[Amsterdam,] 12-VI [19]41

Beste Sander,

Je brief was een ware verrassing, en gaarne beloof ik je dan ook aanvragen van uitgevers in de toekomst door jou te laten behandelen. Voor je royaal gebaar zegt ook mijn vrouw je dank, daar wij zoo goed als zonder geld zaten, omdat ik in mijn vacantie te ‘weelderig’ had geleefd. Neen, veel geld zal je aan de poëzie nooit verdienen, maar ik geloof niet, dat één uitgever in Nederland ooit den eer te beurt gevallen is, twee boeken uit zijn fonds op de jaarvergadering van de Mij. te zien bekroond. Ik ben er met jou blij om geweest, al kon ik je dat Zaterdag niet zeggen, en ook al kan jij van den eer alleen niet leven. Ik hoop, dat je historische uitgaven een succes zullen zijn.

Het stuk van Michels over Slauerhoff is erg aardig; ik hoop, dat ook de andere redacteuren ‘vóór’ zijn. Het langste van zijn verhalen wordt geplaatst.

Hedenmiddag had ik een onderhoud met Henri Bruning. Enkele dingen zal ik je later wel eens mondeling vertellen, maar een ding zal je zeker nu al interesseeren. De heer P., die ook op Bruning een weinig gunstigen indruk heeft gemaakt, beweert ten Departemente, dat toen jij in militairen dienst was, hij de geheele uitgeverij alleen heeft geleid!⁷⁴³ -

Ik hoop, dat je accoord gaat met de voorloopige opgave van Helikon 1942, en dat Jo Landheer geen bezwaren heeft om in Helikon te verschijnen.

Je hebt zeker gehoord, dat Rachel Fernhout geopereerd moet worden; maar met 3 à 4 weken zal ze wel opgeknapt zijn. Ze was reeds begonnen aan een illustratie van het gedicht ‘Woeste Hoeve’ uit ‘De Erfgenaam’.⁷⁴⁴

In ‘Een liefde’ heb ik nog enkele kleine correcties aangebracht; naamvals-n etc. Indien het nog niet naar een zetterij is, doe je misschien het best het mij even terug te sturen. Dat spaart correctie-kosten.

Je hartelijk dankend

met groeten van huis tot huis

Je Eddie.

743 Hoornik doelde hier op Jef Popelier, die in 1939 Geert van Oorschot was opgevolgd als Stols' vertegenwoordiger. Toen Stols in april 1939 in dienst moest, beheerde Popelier tot november 1939 zo goed en zo kwaad als het ging de uitgeversij. Toen Stols in oktober 1939 luitenant-adjudant werd bij de Dienst der Internering in Den Haag en de uitgeverij van Maastricht naar Rijswijk verhuisde, had Stols in de avonduren en weekends tijd om de uitgeverij zelf te runnen. Popelier werd weer colporteur, tot Stols hem medio 1940 ontsloeg. (Zie C. van Dijk, Alexandre A.M. Stols 1900-1973, uitgever/typograaf, p. 167-168.)
Met ‘ten Departemente’ is het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten bedoeld, waar Popelier werkzaam was op de afdeling Boekwezen.

744 Rachel Louise Pellekaan (geb. 1905), gehuwd met schilder E.R.J. Fernhout, was opgenomen in het Diaconessenhuis in Amsterdam.
Zij zou de tekening maken bij Hoorniks bijdrage in de Orpheusreeks, die Stols in 1942 uitgaf. Het was de bedoeling dat zij Hoorniks gedicht Woeste Hoeve van een tekening zou voorzien, maar ze schreef Stols dat ze liever iets van M. Vasalis wilde illustreren. Uiteindelijk zou ze de illustratie maken bij Vasalis' gedicht Het ezeltje (Orpheus 14). Niet Woeste Hoeve, maar Mijn dochter en ik (Orpheus 8) zou Hoorniks bijdrage in de reeks worden; Joop Sjollema verzorgde de tekening bij het gedicht (Orpheus; 8, 1941).