Geld verdienen zal ik er nooit aan. Briefwisseling Ed. Hoornik en A.A.M. Stols, 1938-1954
(1999)–Ed. Hoornik, A.A.M. Stols– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 235]
| |
200 Ed. Hoornik aan A.A.M. Stols, 10 juni 194110-VI-'41
Beste Sander, Je briefkaart, die ik hedenmorgen ontving, heeft mij onaangenaam getroffen. Niet alleen, dat een dergelijke financieele beknippel-politiek moeilijk vereenigbaar is met een verhouding, die een minder zakelijk karakter draagt dan gewoonlijk tusschen uitgever en auteur het geval is, niet alleen, dat je ook volgens het contract geen recht hebt op den door jou opgeeischten rijksdaalder - ik kom hier direct op terug - maar ik ken ook geen uitgever van poëzie in Nederland, die aldus te werk gaat. In artikel 4 van ons contract lees ik o.a., dat de auteur ‘gehouden is voorafgaande schriftelijke toestemming van den uitgever te verwerven bij het vergunnen van het maken van uittreksels grooter dan 4 pagina's. De geldelijke winsten uit deze vergunningen voortvloeiend worden gelijkelijk tusschen uitgever en auteur gedeeld.’ In het onderhavige geval betreft het geen 4 blz., maar 1 blz., evenals dit het geval was bij de bloemlezing: ‘De liefde tot het land is ieder aangeboren’, hoewel je ook bij die gelegenheid het honorarium gehalveerd hebt en bovendien beslag gelegd hebt op het boek.Ga naar eind711 Het is mij bekend, dat in soortgelijke gevallen de uitgevers Van Kampen, Meulenhoff, Mea Mees-Verwey het geheele honorarium aan den auteur hebben gezonden. Om nog nader te preciseeren: het gaat hier om gedichten van Hoekstra, Den Brabander, Eric van der Steen en Jac. Bloem (‘Het Verlangen’).Ga naar eind712 In belangrijke gevallen, zooals bij een herdruk van ‘Nieuwe Geluiden’ of de geheel-nieuwe druk van ‘Dichters van dezen Tijd’, die in het a.s. najaar verschijnt, in welke boeken zeker meer dan 4 blz. worden opgenomen, zorgt het contract er wel voor, dat de uitgever niet wordt benadeeld.Ga naar eind713 Je zult, hoop ik, begrijpen, dat het mij niet te doen is om dat bedrag van ƒ 2.50; ik vind het altijd onaangenaam over honorariums te spreken, maar mijn omstandigheden zijn nu eenmaal zoo, dat ik dit wel moet doen. Van mijn inkomsten uit de journalistiek kan ik, zeer sober, mijn gezin onderhouden, terwijl mijn rustelooze natuur en rumoerige kinderen mij nopen uitsluitend in café's te werken. Ik voel je briefkaart als een soort van onrecht, welke ook je tegenargumenten zijn. Ik heb je nimmer gevraagd om honorarium voor de herdrukken van de bundels van Vasalis en Aafjes, bundels, waarvoor ik ‘gevochten’ heb om ze uit de handen van Querido en Meulenhoff te houden. Ik had bij de bekroning van Vasalis een ander gebaar verwacht, en allerminst deze briefkaart, vooral omdat je weet, dat Querido mij meer dan het dubbele per maand bood, indien ik de bundels, die thans de Helikon-reeks vormen, bij hem had ondergebracht. De Helikon-reeks heeft mijn volledige liefde; je meening, dat ik er weinig werk voor verricht, is volkomen onjuist, maar ik vind het allerminst noodig je het tegendeel te bewijzen. Met de vermindering van honorarium heb ik mij direct accoord verklaard, ondanks het feit, dat de belangstelling voor poëzie meer en meer toeneemt. Het is mogelijk, dat ik ongelijk heb, dat ik mij teveel op het door je briefkaart opgewekte gevoel laat drijven. Ik ben er echter van overtuigd, dat onze vriendschappelijke verhouding deze ‘gevoelsuitbarsting’ wel kan verdragen! Met hartelijke groeten Je Eddie. |
|